2 Samuel 24:10

20) Davids hart sloeg hem,

Vanwege nadenken, droefenis, schrik en berouw over zijn begane zonde. Zie dezelfde manier van spreken 1 Sam. 24:6, met de aantekeningen.

1Sa 24.5

21) neem toch de misdaad

Zie boven, 2 Sam. 12:13.

2Sa 12.13

1 Chronicles 21:8

11) maar neem toch nu

Zie 2 Sam. 12:13.

2Sa 12.13

12) Uws knechts weg,

Dat is, mijne.

Job 7:21

56) En waarom

Hij wil zeggen: Indien het voorgeven mijner vrienden waarachtig is, dat ik om mijner zonden wil aldus geplaagd ben [hoewel mijn conscientie anders getuigt], waarom vergeeft Gij mij die zonde niet, opdat ik niet langer aldus geplaagd worde? Want ik zal nu haast sterven, zodat Gij, mij alhier zoekende om mij nog wel te doen, mij niet zult vinden.

57) weg?

Hebreeuws, voorbijgaan, over, of doorgaan. Zie 2 Sam. 12:13.

2Sa 12.13

58) Gij zult mij

Vergelijk boven, Job 7:8, en zie de aantekening.

Job 7.8

59) vroeg zoeken,

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk in den morgenstond zoeken; maar omdat de dingen, die in den morgenstond gedaan worden, met groteren vlijt worden uitgericht, zo wordt het voor alle naarstige onderzoeking genomen; zie onder, Job 8:5; Ps. 63:2; Spreuk. 7:15.

Job 8.5 Ps 63.1 Pr 7.15

60) zal niet zijn.

Zie boven, Job 3:16.

Job 3.16

Proverbs 19:11

30) vertrekt

Hebreeuws, verlengt; dat is vertraagt zijnen toorn, stelt hem uit, houdt hem in. Anders: het is een kloek verstand van den mens, dat hij zijn toorn vertrekt. Dezelfde manier van spreken is ook Jes. 48:9.

Isa 48.9

31) zijn sieraad

Te weten, des mensen.

32) de overtreding

Dat is, het kwaad, dat hem aangedaan is, voorbij te gaan, door hetzelve te vergeten en te vergeven, naardat de eer Gods en de stichting der mensen zulks lijden kunnen.

Amos 7:8

19) paslood

Van mijn rechtvaardig oordeel.

20) het

Mijn volk.

21) voortaan

Hebr. Ik zal niet meer voortgaan, of voortvaren voorbij, of over te gaan.

22) voorbijgaan.

Dat is, ongestraft laten overzien, verschonen, gelijk Ik tot nog toe gedaan heb. Verg. de manier van spreken met Spreuk. 19:11; Micha 7:18, en zie de aantekening aldaar. Alzo in Amos 8:2.

Pr 19.11 Mic 7.18 Am 8.2

Micah 7:18

90) vergeeft,

Of, wegneemt; zie Ps. 25:18.

Ps 25.18

91) overblijfsel Zijner erfenis

Dat is, zijne uitverkorenen, gelovigen, of kerk; zie Micha 7:14.

Mic 7.14

92) voorbijgaat?

Dat is, overziet, niet toerekent, niet aanziet naar zijne gerechtigheid, of in toorn; verg. 2 Sam. 12:13, met de aantekening.

2Sa 12.13

93) houdt Zijn toorn niet in eeuwigheid;

Verg. Jer. 3:5,12, en zie het tegendeel ten aanzien van Gods en zijns volks vijanden, Nah. 1:2.

Jer 3.5,12 Na 1.2

94) want Hij heeft lust aan goedertierenheid.

Of, maar.

Zechariah 3:4

17) antwoordde

Dat is, sprak.

18) Hij,

Te weten, Christus, die de zonden vergeeft en den onrechtvaardige rechtvaardig spreekt; alzo ook straks wederom, daarna [te weten, nadat zij hem de vuile klederen hadden uitgetrokken] sprak Hij, te weten, Christus.

19) tot degenen,

Dat is, tot de andere engelen, die zijne dienaars zijn, altijd vaardig staande om zijne bevelen te verrichten; Hebr. 1:14.

Heb 1.14

20) tot Hem:

Te weten, tot Jozua.

21) Zie,

Dat is, hieruit zult gij de waarheid dezer zaak vernemen, dat Ik uwe ongerechtigheden van u heb weggenoemn, die door het vuile kleed, zie Zach. 3;3, werden betekend. Verg. Jes. 6:7; Jer. 1:9.

Isa 6.7 Jer 1.9

22) weggenomen,

Zie 2 Sam. 12:13.

2Sa 12.13

23) wisselklederen aandoen.

Aldus worden genoemd nieuwe, zuiver, schone klederen, die men alleen op feestdagen aandeed. Zie Richt. 14:12. Hier wordt door de wisselklederen verstaan de gerechtigheid van Christus, ware heiligheid of geestelijk sieraad. Verg. Matth. 22:11; Luk. 15:22.

Jud 14.12 Mt 22.11 Lu 15.22
Copyright information for DutKant