‏ Acts 13:2

3) dienden, en

Het Griekse word Leitourgein, dat hier gebruikt wordt, betekent meest allerlei openbaren dienst doen, en wordt toegeschreven aan de overheden, Rom. 13:6, en de engelen, Hebr. 1:14, en wordt hier daaronder verstaan de publieke dienst van predikatie of profetering, met de publieke gebeden en de bediening der sacramenten, met hetgeen daaraan kleeft.

Ro 13.6 Heb 1.14

4) zeide de Heilige

Namelijk door de voorzegde profeten.

5) Zondert Mij

Namelijk van den dienst dezer gemeente, waar andere leraars genoeg zijn, om hen te zenden naar de heidenen, waartoe Ik hen van het begin verordineerd heb; Hand. 27:16, enz.

Ac 27.16

‏ Romans 15:27

90) het heeft hun [zo] goed gedacht;

Dit verhaalt hij wederom om deze hunne vrijwilligheid te prijzen, en daarmede de Romeinen stilzwijgende te vermanen, dat zij hun voorbeeld behoorden na te volgen, alzo zij niet minder in goeden voorspoed waren als die van Griekenland.

91) hun schuldenaars;

Dat is, zijn verplicht om hun bijstand te doen. Dit zegt hij niet om hunne vrijwilligheid te verminderen, maar om de Romeinen daarmede heuselijk te vermanen, dat zij ook daartoe verplicht zijn om dezelfde reden die volgt.

92) hunner geestelijke [goederen]

Dat is, de leer des Evangelies van Christus, in welke alle schatten der geestelijke goederen verborgen zijn, welke goederen der Joden, of der gemeente te Jeruzalem genaamd worden, omdat Christus den Joden voornamelijk is beloofd, en omdat het Evangelie uit de gemeente van Jeruzalem door de gehele wereld onder de heidenen verbreid is; Jes. 2:3; Hand. 1:4,8.

Isa 2.3 Ac 1.4,8

93) schuldig

Dat is, door de grote weldaad van hen ontvangen verplicht, om hetzelve enigszins te vergelden. Zie 1 Cor. 9:11; Gal. 6:6.

1Co 9.11 Ga 6.6

94) lichamelijke [goederen] te dienen.

Grieks, vleselijke; dat is, nodig tot onderhoud des vleses, dat is des lichaams.

‏ Hebrews 1:14

40) gedienstige geesten,

Of bedienende; dat is die altijd Gode ten dienste zijn, of om te dienen voor Hem gereed staan. Zie Jes. 6:2; Ezech. 10:8; Dan. 7:10; Zach. 1:8; Openb. 5:11, enz.

Isa 6.2 Eze 10.8 Da 7.10 Zec 1.8 Re 5.11

41) uitgezonden worden,

Namelijk van God en van Christus Jezus zelf, Openb. 1:1, enz. Er wordt dan hier niemand van de engelen uitgezonderd, die ten dienste der gelovigen door God niet worden uitgezonden, gelijk sommigen menen.

Re 1.1
Copyright information for DutKant