‏ Acts 15:11

28) de genade van

Dat is, door het lijden en de gerechtigheid van Jezus Christus, waarmede hij ons de genade Gods verdiend heeft, waarvan de ceremoni‰n der wet een voorbeeld waren; Joh. 1:17.

Joh 1.17

29) zij.

Namelijk onze vaders zalig zijn geworden door dezelfde genade.

‏ Romans 3:25-26

50) voorgesteld heeft

Namelijk eerst in Zijn eeuwigen raad, en daarna door uitvoering van dien in de volheid des tijds, en eindelijk door de predikatie des Evangelies; 2 Tim. 1:9,10,11; 1 Petr. 1:20,21,22.

2Ti 1.9,10,11 1Pe 1.20,21,22

51) verzoening,

Grieks hilasterion; dat is, om te zijn een verzoener, namelijk der zondaren. De apostel ziet hier op den genadestoel of het verzoendeksel van zuiver goud gemaakt, dat de ark des verbonds, waar de tafelen der wet in lagen, bedekte; hetwelk ook hilasterion genaamd wordt, Hebr. 9:5, en was een voorbeeld dat Christus door Zijne zuiverheid en gehoorzaamheid onze overtredingen tegen de wet voor Gods aanschijn zou bedekken en ons met God verzoenen.

Heb 9.5

52) in Zijn bloed,

Dat is in, of door Zijn bloedig lijden en sterven. Deze woorden kunnen gevoegd worden •f bij het woord verzoening, dat Christus ons door Zijn bloed met God verzoend heeft; •f met het woord geloof, omdat het geloof, waardoor wij gerechtvaardigd worden, voornamelijk ziet op de gehoorzaamheid van Christus tot den dood des kruises toe, en daarop steunt en vertrouwt; hetwelk met het oogmerk des apostels schijnt best overeen te komen. Zie ook 2 Cor. 5:19,20,21; Gal. 2:20.

2Co 5.19,20,21 Ga 2.20

53) tot een betoning

Dat is, om te betonen Zijne trouw en waarheid in het houden van Zijn beloften, Luk. 1:69,70, of ook om te bewijzen dat Hij rechtvaardig is, dewijl Hij zelfs in Christus de zonden straft, welke Hij in het Oude Testament vergeven heeft om deze verzoening, die geschieden zou, en in het Nieuwe dagelijks vergeeft den gelovigen om dezelfde voldoening, die nu geschied is; hetwelk de volgende woorden schijnen mede te brengen.

Lu 1.69,70

54) die te voren geschied zijn

Namelijk onder het Oude Testament, die God in Christus eerst in de volheid des tijds gestraft heeft, tot dien tijd dezelve overziende; Hebr. 9:15. Of die de mensen gedaan hebben, eer zij door het geloof gerechtvaardigd worden. Hoewel ook de zonden, die na de bekering gedaan worden, niet anders worden vergeven dan om de voldoening van Christus; Filipp. 3:9; Hebr. 10:14; 1 Joh. 1:7, en 1 Joh. 2:2.

Heb 9.15 Php 3.9 Heb 10.14 1Jo 1.7 2.2

55) onder de verdraagzaamheid Gods;

Grieks in. Deze woorden worden van sommigen gevoegd met Rom. 3:26, doch hangen beter aan het voorgaande.

Ro 3.26
56) Tot een betoning

Zie der verklaring van Rom. 3:25.

Ro 3.25
Copyright information for DutKant