‏ Acts 15:16-17

39) de tabernakel

Dat is, de gemeente in welke Christus de Zoon Davids woont.

40) verbroken is,

Grieks ondergraven; namelijk in de gelovige Joden, in welker plaats de heidenen als levende stenen gebouwd zijn.

41) overblijvende

Dat is, niet alleen de Joden, maar ook de andere volken, welke Amos Edom noemt; zie Amos 9:11,12.

Am 9.11,12

42) Naam aangeroepen

Grieks over hen aangeroepen, of genaamd is; zie Hand. 11:26.

Ac 11.26

‏ 2 Corinthians 1:19

40) was niet ja en neen,

Namelijk in onze prediking. Gelijk Christus de Zaligmaker niet veranderlijk is, maar gisteren, heden en in eeuwigheid dezelfde is, Hebr. 13:8, alzo is Hij ook niet anders van ons gepredikt en is altijd hetzelfde Evangelie van Christus aan de gemeente van ons voorgesteld. Zie Gal. 1:7,8,9.

Heb 13.8 Ga 1.7,8,9

41) in Hem.

Namelijk God. Want gelijk hij Hem den Zoon Gods genaamd had, zo betuigt hij ook dat Christus is Ja, dat is, standvastigheid en waarheid in God of in Gods beloften, die enkel waarheid en vastheid zijn, gelijk in 2 Cor. 1:20 verklaard wordt.

2Co 1.20

‏ 1 Thessalonians 1:1

1) Silvanus

Deze wordt ook Silas genaamd, Hand. 17:4, en is gedurig metgezel van Paulus geweest in de reizen door de landschappen van Macedoni‰, Griekenland en andere landen; Hand. 15:16.

Ac 17.4 15.16

2) Thessalonicensen

Van de ligging dezer stad, en van de bekering en oprichting dezer gemeente, zie het begin Hand. 17.

3) in

Dat is, den naam van God den Vader en van Jezus Christus belijden. Zie Joh. 17:3 of, die door de kracht Gods des Vaders in Christus is geroepen. Waardoor de ware gemeente wordt onderscheiden van heidenen en joden.

Joh 17.3

4) genade

Zie van dezen groet Rom. 1:7.

Ro 1.7
Copyright information for DutKant