‏ Acts 19:4-5

7) der bekering,

Dat is, bij welke Hij bekering predikte, en die de gedoopten tot bekering verplichtte. Waarmede, alsook met het volgende, Hij aanwijst dat de doop van Johannes in zichzelven, aangaande het wezen, dezelfde is met den doop der apostelen; als hebbende enerlei, teken en enerlei betekende zaak, en tot enerlei einde bediend. Doch het onderscheid is dat Johannes met zijne leer en doop aanwees Christus, die na hem kwam en alles nog zou volbrengen; en de apostelen, dat Christus gekomen zijnde, volkomen alles heeft uitgericht, nodig tot onze verlossing.

8) En die

Of, en als zij het hoorden; namelijk de discipelen van Johannes.

9) [hem] hoorden

Namelijk Johannes de Doper. Want dit zijn de woorden van Paulus, verhalende hoe Johannes zijne discipelen doopte. Hetwelk blijkt uit den Grieksen tekst, in welken de twee woorden men, dat is wel; en de, dat is maar, of en, [ waarvan het ene voor gaat het Hand. 19:4 en het andere volgt in Hand. 19:5] aanwijzen dat de dingen, die in deze twee verzen gezegd worden, tezamen moeten gevoegd worden, en dat er van ‚‚n persoon en zaak gesproken wordt. Zodat hieruit niet kan bewezen worden, dat deze discipelen door Paulus zouden herdoopt zijn.

Ac 19.4,5

10) in den Naam

Zie Hand. 8:16, en Hand. 10:48.

Ac 8.16 10.48
Copyright information for DutKant