Daniel 10:5
15) een Man Te weten Christus, gelijk enigen afnemen uit Dan. 12:6,7; Openb. 1:13,14,15, en Openb. 10:5; die te dien tijde in de gedaante van een man verschenen is. Da 12.6,7 Re 1.13,14,15 10.5 16) met linnen bekleed, Te weten met kostelijk lijnwaad, gelijk de koningen en priesters plegen te dragen; zie Lev. 6:10, en Lev. 16:4. Le 6.10 16.4 17) Ufaz. Zie van Ufaz, Jer. 10:9. Sommigen verstaan door dit goud, de heiligheid, reinheid en heerlijkheid van Christus, waarmede Hij versierd en als omgord is. Jer 10.9 1 Peter 1:12
40) dat zij niet zichzelven, De apostel spreekt hier van de zaak zelf, namelijk van Christus' komst in het vlees, Zijn lijden en Zijn heerlijkheid, gelijk in 1 Petr. 1:11 is uitgedrukt, niet van de vruchten en werkingen derzelve in ons, die de gelovigen van het Oude Testament zowel als wij hebben ontvangen, gelijk hiervoor meermalen in aangewezen. 1Pe 1.11 41) Die van den hemel Namelijk op den Pinksterdag naar de profetie van Jol; Jol. 2:28; Hand. 2:4,16,17. Joe 2.28 Ac 2.4,16,17 42) in welke dingen Namelijk waarvan hij in 1 Petr. 1:12 en in 1 Petr. 1:11 heeft gesproken. 1Pe 1.12,11 43) de engelen Namelijk vanwege de verwondering en het vermaak, dat zij hebben in het erkennen van Gods veelvoudige wijsheid, die Hij gebruikt in het werk onzer verlossing en in de uitdeling Zijner genade over de gemeente, gelijk Paulus verklaart Ef. 3:10; en de apostel schijnt hier te zien op het voorbeeld van de ark des verbonds, waarover twee cherubijnen met uitgestrekte vleugels en gebogen hoofden naar den genadestoel of het verzoendeksel gedurig zagen. Zie Exod. 25:20; Hebr. 9:5. Eph 3.10 Ex 25.20 Heb 9.5
Copyright information for
DutKant