Deuteronomy 1:28

50) doen smelten,

Dat is, hebben ons kleinmoedig, bevreesd en versaagd gemaakt; een gelijkenis genomen van was, dat door het vuur of de hitte der zon smelt. Alzo wordt het hart week door vrees van gevaar en ongeluk. Alzo Joz. 2:9,24, en Joz. 5:1; Jer. 49:23, enz.

Jos 2.9,24 5.1 Jer 49.23

51) groter en langer dan wij;

Meerder in getal en sterker in krachten.

52) in den hemel toe;

Dat is, uitnemend sterk en vast; anders, gesterkt [opgaande] tot in den hemel. Zie Gen. 11:4.

Ge 11.4

53) Enakieten gezien.

Dat is, reuzen, alzo genaamd naar een zekeren Enak. Zie Num. 13:22; Richt. 1:10,20.

Nu 13.22 Jud 1.10,20

Joshua 2:11

12) zo versmolt ons hart,

Dat is, wij hebben al onzen moed of courage verloren. Zie deze manier van spreken ook Joz. 5:1, en Joz. 7:5; Deut. 1:28, en Deut. 20:8; Jes. 13:7; Ezech. 21:15; Nah. 2:10.

Jos 5.1 7.5 De 1.28 20.8 Isa 13.7 Eze 21.15 Na 2.10
Copyright information for DutKant