Deuteronomy 13:3
6) verzoekt ulieden, Zie boven, Deut. 8:2. De 8.2 Judges 3:4
12) verzoeken, Als boven, Richt. 2:22. Jud 2.22 13) wiste, Dat is, opdat het bekend en openbaar werd. Zie Deut. 8:2. De 8.2 14) hand van Mozes geboden had. Dat is, door den dienst. 2 Chronicles 32:31
58) vorsten van Babel, Versta, de raadsheren des konings van Babel, die met zijn goedvinden deze gezanten afgezonden hebben; om welke oorzaak gezegd wordt dat zij hun gezanten waren, die 2 Kon. 20:12 de gezanten des konings worden geheten. De zending geschiedt door den koning en zijn raadsheren. Zie Jes. 37:14. 2Ki 20.12 Isa 37.14 59) dat wonderteken, Dat namelijk aan de zon geschied was, om Hizkia's wil; 2 Kon. 20:10,11. 2Ki 20.10,11 60) verliet hem God, Versta, een zulke verlating, waardoor God de zijnen niet voor altijd verlaat noch ten enenmale, maar alleen hun voor een zekeren tijd enige hulp en versterking onthoudt, niet om hen te doen vergaan, maar te beproeven, te vernederen en op te wekken tot hun schuldigen plicht, en andere mensen door hun exempel te onderwijzen. 61) te verzoeken, Van de verzoeking Gods, zie Gen. 22:1. Ge 22.1 62) te weten Dat is, opdat God aan Hizkia en de ganse kerk bekendmaakte. Want God heeft met de voorgemelde verlating hem voor een wijle beproefd, opdat hij zichzelven zou kennen, en uit het gevoel van zijn zwakheid en onvermogen oorzaak hebben om zich te vernederen; en dat in hem alle gelovigen hun zwakheid ziende, in vrees en beving hun zaligheid zouden werken. Vergelijk Deut. 8:2, en Gen. 22:12 met de aantekening. De 8.2 Ge 22.12
Copyright information for
DutKant