Deuteronomy 28:50

50) stijf van aangezicht,

Dat is, Hebreeuws eigenlijk sterk, onbeschaamd, hard, onbewegelijk, dat niemand zal ontzien of verschonen, over niemand bewogen worden, hij zij oud of jong; gelijk in het volgende verklaard wordt. Alzo Dan. 8:23.

Da 8.23

51) aangezicht des ouden

Vergelijk boven, Deut. 1:17.

De 1.17

Judges 14:14

30) Spijze ging uit

Of, om de aardigheid van het raadsel en der Hebreeuwse spraak wat nader te komen, aldus: Eten [gelijk wij zeggen: breng het eten, dat is, de spijs, op de tafel] ging uit, of, kwam voort van den eter, en zoet kwam voort van den zuren, of, scherpen. Het Hebreeuwse woord betekent niet alleen sterk, maar ook hard, wreed, scherp, enzovoorts, zuur, gelijk wij van zeer zuren azijn zeggen dat hij zeer sterk is. En een zuur gelaat, gezicht, voor een zuur, wreed, sterk gelaat, of gezicht.

31) eter,

Van dengene, die geen spijs placht van zich te geven, maar zelf alles te verslinden, te weten de leeuw.

32) zoetigheid ging uit van den sterke.

Te weten, honig.

Copyright information for DutKant