‏ Deuteronomy 31:2

1) honderd en twintig jaren oud;

Hebreeuws, een zoon van honderd en twintig jaar.

2) uitgaan en ingaan;

Dat is, mijn ambt, gelijk tevoren, onder u bedienen. Zie Num. 27:16,17. Vergelijk boven, Deut. 28:6.

Nu 27.16,17 De 28.6

‏ Psalms 121:8

10) zal uwen uitgang

Dat is, Hij zal u behoeden in al uwen handel, in al uw doen en laten. Zie Deut. 28:6. Zie ook dergelijke manier van spreken 2 Sam. 3:25; 2 Kron. 1:10; Hand. 1:21.

De 28.6 2Sa 3.25 2Ch 1.10 Ac 1.21

‏ John 10:9

17) ingaan, en uitgaan,

Dat is, in mijne gemeenschap met een geruste conscientie leven; Deut. 28:6; Ps. 121:6,7,8.

De 28.6 Ps 121.6,7,8

18) weide vinden.

Dat is, geestelijk voedsel der ziel; Ezech. 34:14.

Eze 34.14
Copyright information for DutKant