Deuteronomy 32:1
1) gij hemel, Zulk een aanspraak der onvernuftige schepselen diende tot Israls overtuiging en beschaming. Vergelijk boven, Deut. 4:26. De 4.26 2) de aarde hore de redenen Of, gij aarde, hoor. Ezekiel 21:16
60) Houd u bijeen, Hebreeuws, houd u bijeen, ga ter rechterhand, schik u, ga ter linkerhand; zie van deze manier van spreken Ps. 45:5. De Heere spreekt hier het zwaard toe, alsof het de krijgsman ware, die het gebruiken moest. Zie Job 14:7. Hij beveelt het dat het zich voege en samen verenige met de andere zwaarden of krijgslieden zijner bende, om met enen moed en kracht den vijand op het lijf te vallen, hetzij ter rechter- of ter linkerhand. Ps 45.4 Job 14.7 61) waarhenen Dat is, tot welk deel of oord van Judea het zou mogen wezen dat gij gelast zijt om daar moorderij en verwoesting aan te richten. Spaar niets noch iemand. Joel 1:10
19) verdroogd, Dewijl de wijnstokken verdord en bedorven zijn. Anders: beschaamd, omdat hij zijne vrucht niet voortbrengt. Figuurlijk gesproken. 20) flauw. Gelijk de bomen gezegd worden flauw, krank, ziek te zijn, als zij niet dragen.
Copyright information for
DutKant