Deuteronomy 32:4

7) Rotssteen,

Dat is, vast en onbewegelijk, een gewisse toevlucht en bescherming voor de zijnen. Alzo onder, Deut. 32:31.

De 32.31

8) Zijn wegen zijn gerichte.

Al zijn doen, zijn ganse regering, is vergezelschapt met gerechtigheid, strekkende tot behoudenis der vromen en straf der bozen.

Psalms 18:2

Psalms 19:14

26) trotshheden,

Of. moedwilligheden; dat is, moedwillige zonden, die willens en wetens, en met opzet, hoogmoed en verachting Gods geschieden.

27) heersen;

Verg. Rom. 6:12.

Ro 6.12

28) oprecht

Zie Gen. 6:9.

Ge 6.9

29) grote

Of, vele, vermenigvuldigde.

Copyright information for DutKant