‏ Ephesians 1:20

58) Die Hij gewrocht

Dit voegt de apostel daarbij, omdat van de opstanding en verheerlijking van Christus onze wedergeboorte en verheerlijking ook hangt, en omdat dezelfde macht, die in Christus als ons Hoofd, dit werk gewrocht heeft, in ons als Zijne ledematen ook werkt, niet alleen de toekomende opwekking uit de doden, maar ook de opwekking uit den geestelijken dood der zonde, gelijk verklaard wordt in Ef. 2:1,4. Zie ook Rom. 6:4, en Rom. 8:11; Filipp. 3:21; 1 Petr. 1:3, en 2 Petr. 1:3.

Eph 2.1,4 Ro 6.4 8.11 Php 3.21 1Pe 1.3 2Pe 1.3

59) gezet tot Zijn

Door het zetten tot de rechterhand Gods wordt verstaan dat God Hem verhoogd heeft tot de hoogste macht en heerlijkheid; bij gelijkenis genomen van prinsen en koningen, die op hunnen troon zitten, en aan hunne rechterhand zetten die de machtigste en grootste naast hen is in het rijk. Zie Ps. 45:10; Matth. 20:21; gelijk dit alzo verklaard wordt; Hebr. 1:3, en Hebr. 8:1, en 1 Cor. 15:25, vergelijk met Ps. 110:1.

Ps 45.9 Mt 20.21 Heb 1.3 8.1 1Co 15.25 Ps 110.1

‏ Ephesians 1:22

63) alle dingen

Dat is, ook zelfs die vreemd zijn, ja vijanden zijn van Zijne gemeente; 1 Cor. 15:25,26.

1Co 15.25,26

64) Zijn voeten

Dat is, onder Zijne macht en gebied; Matth. 28:18.

Mt 28.18

65) tot een Hoofd

Namelijk niet alleen om die te regeren, maar ook om hen te beschermen, en hun het geestelijke leven en beweging te geven; gelijk het hoofd aan de leden doet. Zie Ef. 4:8,10, enz.; Col. 2:10,19.

Eph 4.8,10 Col 2.10,19

‏ Philippians 2:10

37) Opdat

Of, zodat.

38) in de Naam

Dat is, deze Jezus Christus aldus verheerlijkt zijnde, en vanwege deze Zijne heerlijkheid.

39) buigen alle knie

Dat is, alle redegebruikende schepselen zich onderwerpen, zelfs ook Zijne vijanden tegen hunnen dank. De apostel ziet hier op hetgeen God zegt, Jes. 45:23, en past datzelfde Jezus Christus hier toe, gelijk ook Rom. 14:11. Deze woorden moeten dan niet eigenlijk verstaan worden, te weten, dat als de naam Jezus genoemd wordt, men de knie‰n zou moeten buigen, gelijk sommigen uit misverstand van deze plaats, niet zonder bijgeloof doen, want de engelen en boze geesten, van welke hier ook gesproken wordt, eigenlijk geen knie‰n hebben; maar bij gelijkenis van den uiterlijken eerbied, dien men koningen of prinsen daarmede betoont, onder welke men staat, wordt hier verstaan de onderwerping aller schepselen onder Christus, als den Heere der heren, en Koning der koningen, Openb. 19:16, den overste der koningen der aarde, Openb. 1:5, en den Heere overal, Hand. 10:36.

Isa 45.23 Ro 14.11 Re 19.16 1.5 Ac 10.36

40) die in den hemel,

Namelijk de heilige engelen en zalige zielen, Openb. 5:13.

Re 5.13

41) die op de aarde,

Dat is, alle mensen op de aarde levende.

42) die onder de aarde zijn.

Dat is, alle mensen, die gestorven en in de graven zijn, of, ook alle boze geesten en verdoemde mensen, die in de hel zijn, dat is, alle redegebruikende schepselen in welke plaats der geschapen wereld zij ook zouden mogen zijn. Want hoewel de duivelen en de goddeloze en verdoemde mensen Christus de behoorlijke onderdanigheid en eer niet tonen, zo moeten zij nochtans, ook tegen hunnen dank, Hem, als den Heere en Rechter over allen, onderworpen zijn. Zie Ps. 22:30, en Ps. 72:9.

Ps 22.29 72.9
Copyright information for DutKant