Ephesians 2:6

21) in Christus Jezus;

Namelijk als ons Hoofd, in welken wij deze weldaden alrede bezitten, en wij ook in hope bezitten, Rom. 8:24, en dezelve zekerlijk zullen deelachtig worden te zijner tijd. Zie Rom. 8:11; 1 Cor. 15:20; Filipp. 3:21; Col. 3:1,2, enz.

Ro 8.24,11 1Co 15.20 Php 3.21 Col 3.1,2

Colossians 3:1-2

1) gij dan met Christus

Dit besluit ziet op Col. 2:12,14, waar Paulus getuigd had dat wij door den doop met Christus begraven en opgewekt zijn, om te bewijzen dat wij noch de ceremoni‰n der wet, noch de leer der filosofie, noch de menselijke inzettingen nodig hebben. Waaruit hij ook nu deze vermaningen trekt; zie de aantekeningen op Col. 2:12,14.

Col 2.12,14,12,14

2) die boven zijn,

Dat is, de eeuwige gelukzaligheid en heerlijkheid, waarvan Christus in den hemel het bezit ingenomen heeft, mitsgaders de geestelijke gaven tot de zaligheid nodig, die Christus aan de rechterhand Zijns Vaders aan Zijne gemeente mededeelt, gelijk Hand. 2:33; Ef. 4:8, enz. verklaard wordt.

Ac 2.33 Eph 4.8
3) Bedenkt de dingen

Dat is, bevroedt die en tracht daarnaar, gelijk dit woord ook elders wordt genomen; Rom. 8:5.

Ro 8.5

4) die op de aarde zijn.

Dat is, aardse en vergankelijke dingen, Filipp. 3:19; of menselijke en aardse inzettingen, die met het gebruik vergaan, waarvan hij tevoren ook had gesproken.

Php 3.19

Revelation of John 12:6

15) En de vrouw vluchtte

Sommigen verstaan deze vlucht der Kerk van Christus van den schuldigen plicht van alle gelovigen, wanneer zij Christus in hun hart hebben ontvangen, en met Hem gezeten zijn in den hemel, gelijk Paulus van hen spreekt, Ef. 2:6; namelijk dat zij de wereld moeten vlieden, en zoeken hetgeen boven is, en niet dat beneden is, Col. 3:1,2; maar dewijl deze schuldige plicht der Kerk van Christus altijd duurt, en hier alleen van een zekeren tijd wordt gesproken, zo wordt het door anderen wel zo goed genomen voor een voorbereiding tot dezelfde vlucht dezer vrouw, waarvan hierna Openb. 12:13 nader zal worden gesproken. Welke voorbereiding zelfs ten tijde van Constantijn door de Ariaanse en andere ketterijen, en door den hoogmoed en heerszucht van vele bisschoppen en andere wereldse handelingen onde rhen in de Kerk is begonnen, die het antichristendom allengskens hebben gebroeid, totdat het omtrent het jaar 606, eindelijk is te voorschijn gebracht; gelijk elders ook is aangeroerd; en zij menen, dat dit hier maar wordt aangeroerd, om de oorzaak van deze vlucht tussen beiden te verhalen, en breder daarvan hierna te spreken; hetwelk ook door de overeenkomst van den tijd in Openb. 12:6 met Openb. 12:14 wordt bewezen.

Eph 2.6 Col 3.1,2 Re 12.13,6,14

16) alwaar zij een plaats had,

Namelijk van God door de afmeting van den tempel en uitsluiting der voorhoven, waarvan tevoren, Openb. 11:1, gesproken is, gelijk de overeenkomst der twaalf honderd zestig dagen alhier, en der twee en veertig maanden aldaar, Openb. 11:3, ook medebrengt.

Re 11.1,3

17) opdat zij haar aldaar

Anders: dat zij daar zou gevoed worden; namelijk van de twee getuigen, die daartoe van God waren uitgezonden, om de gemeente Gods, gedurende deze tijd, in de woestijn te onderhouden; hetwelk ook ziet op hetgeen in Openb. 11 is geprofeteerd. Want, dat enigen dit willen verstaan van de vlucht der christenen uit Jeruzalem en uit het Joodse land naar Pella over den Jordaan, ten tijde van de belegering van Jeruzalem, en verwoesting van het heilige land, die omtrent drie en een half jaar zou hebben geduurd, past op deze openbaring niet, omdat deze verwoesting ten tijde dezer openbaring al geschied was, en dat hier van langeren tijd gesproken wordt, gelijk hiervoor is aangewezen, en hierna nog aangewezen zal worden.

Revelation of John 12:13-14

30) En toen de draak zag,

Dat is, toen de satan zag, dat hij Christus in Zijn leden, en de zaligheid Zijner leden, met zijn aanklachten in den hemel niet meer kon beschadigen, zo heeft hij zich weer tegen deze Kerk van Christus gekeerd, om haar ten minste in deze wereld te beledigen met beroving van hare goederen, met gevangenis, met lasteringen hunner personen, met ballingschap, vervolgingen en dergelijke kwellingen meer.

31) twee vleugelen eens

Namelijk door God, welke twee arendsvleugelen sommigen menen te zijn het geloof, waardoor zij in dit alles op Christus, hun hoofd, vast gegrond blijft, 1 Joh. 5:4, en de hoop der zaligheid, waardoor zij al de verdrukkingen overwint, wetende dat het lijden van den tegenwoordigen tijd niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die in ons zal geopenbaard worden. Hoewel ook allerlei krachtige bewaring Gods door arendsvleugelen verstaan wordt, gelijk te zien is Deut. 32:11.

1Jo 5.4 De 32.11

32) in haar plaats,

Namelijk waarvan hiervoor Openb. 12:6 is gehandeld.

Re 12.6

33) alwaar zij gevoed wordt

Anders: opdat zij aldaar zou gevoegd worden; namelijk zo door God alleen door Zijn Geest en Woord, gelijk van de zeven duizend gezegd wordt, die God ten tijde van Elia zich behouden had, 1 Kon. 19:18; Rom. 11:4, en daarna ook door de twee getuigen, die God hun in hun woestijn langen tijd heeft verwekt, gelijk Openb. 11:3 is aangetekend.

1Ki 19.18 Ro 11.4 Re 11.3

34) een tijd, en tijden,

Sommigen nemen hier een tijd voor een jaar, de tijden voor twee jaren, en een halven tijd voor een half jaar, gelijk deze wijze van spreken schijnt genomen te worden Dan. 7:25, en Dan. 12:7, en houden dat de tijd van de heerschappij van den antichrist niet langer zal duren dan drie en een half jaar, voor de voleinding der wereld, gelijk de tirannie van Antiochus, die een voorbeeld van den antichrist was, onder de Joden, ten tijde der Maccabe‰n, niet langer heeft geduurd. Doch dit gevoelen is Openb. 11:3 wederlegd; en wordt bovendien krachtig wederlegd, omdat, indien dit juist ware, de dag des oordeels, ten tijde van den antichrist, reeds zou bekend zijn, tegen het getuigenis van Christus, Mark. 13:32. Gelijk ook niet mogelijk is, dat de antichrist in zo weinig tijds uit den stam van Dan [gelijk zij voorgeven] welke geen gebied in de wereld heeft, zou opkomen en zich zelf al de Joden, de gehele wereld door, tot aanhang maken, de stad Jeruzalem met het Joodse land innemen, en den tempel opbouwen, daarna zich door de gehele wereld zou doen aanbidden, de christenheid onderwerpen, de stad Rome verwoesten en dergelijke meer; daar de Schrift getuigt, dat deze verborgenheid der ongerechtigheid al ten tijde van Paulus begon te werken, 2 Thess. 2:7, en dat de Joden zelf voor de voleinding der wereld, zullen worden bekeerd, en tot de ware Kerk van Christus, vergaderd, Rom. 11:25; 2 Cor. 3:14, enz. Daarom moeten deze tijd, tijden, en halve tijden, genomen worden voor een tijd, die God wel bekend is en ons niet dan met den uitgang zal bekend worden. Of voor drie en een half jaar, die te zamen uitbrengen twee en veertig maanden, of duizend twee honderd en zestig dagen, elke dag nomen voor een jaar; waarvan hiervoor Openb. 11:3, en in Openb. 12:6, is gesproken, en hierna ook gesproken zal worden Openb. 13:5; want deze tijd zal de Kerk van Christus in de woestijn gevoed worden, waarin de voorhof des tempels ongemeten zal blijven, en de heilige stad door de heidenen zal vertreden worden, en de twee getuigen zullen profeteren, en het beste tegen de heiligen krijg zal voeren, waarvan in Openb. 13 zal geprofeteerd worden.

Da 7.25 12.7 Re 11.3 Mr 13.32 2Th 2.7 Ro 11.25 2Co 3.14 Re 11.3 12.6 13.5

35) buiten het gezicht der slang.

Grieks van het aangezicht.

Copyright information for DutKant