Esther 2:9
19) met haar versierselen Zie boven, Esth. 2:3. Es 2.3 20) met haar delen Dat is, met al wat haar toekwam om naar behoren versierd te worden. 21) aanzienlijke Of, uitgeziene, uitgelezene, of bekwaam, en waardig om gegeven te worden. 22) haar te geven uit het huis Te weten, tot staatsjonkvrouwen. 23) verplaatste haar Hebreeuws, hij veranderde haar tot het goede van het huis; dat is, hij gaf haar een beter en bekwamer plaats of kamer, dan hij haar eerst gegeven had. Psalms 45:14
40) inwendig Of, van binnen; Salomo's bruid in hare vertrekzalen, maar Christus' bruid draagt haar geestelijk sieraad van binnen in den inwendigen mens [Ef. 3:16], bestaande in geestelijke gaven. Verg. Openb. 19:8. Eph 3.16 Re 19.8 41) borduursel Of, kastjes; dat is, vol van kastjes of schilden, waarin kostelijke stenen gevat of gezet worden, gelijk dit woord genomen is, Exod. 28:11,13,14,25, Exod. 39:6,13,16. Het Hebr. woord wordt ook genomen voor geoogd of borduurwerk, borduursel; waardoor men de verscheidenheid der geestelijke gaven kan verstaan. Verg. Ezech. 16:13. Ex 28.11,13,14,25 39.6,13,16 Eze 16.13
Copyright information for
DutKant