Exodus 22:26-27

40) enigszins

Hebreeuws, te pand nemende te pand neemt.

41) uws naasten

Versta hierbij, indien hij een arm man is, die maar ‚‚n kleed heeft, gelijk blijkt uit Exod. 22:27; Deut. 24:12,13.

Ex 22.27 De 24.12,13

42) kleed te pand neemt,

Versta hieronder ook deksel.

43) eer de zon

Of, tegen, terwijl de zon ondergaat.

44) ondergaat;

Hebreeuws, ingaat; te weten, in haar slaapkamer, gelijk David spreekt, Ps. 19:6.

Ps 19.5

Deuteronomy 24:6

10) molenstenen,

Dit schijnt te zien op de handmolens, die men vanouds in huisgezinnen placht te hebben. Vergelijk Exod. 11:5; Num. 11:8; Jer. 25:10.

Ex 11.5 Nu 11.8 Jer 25.10

11) bovensten molensteen,

Want de bovenste steen moet malen.

12) hij neemt

Die zulks doet.

13) de ziel te pand.

Dat is, het leven. Versta, hetgeen waarvan de mens leven of zich onderhouden moet.

2 Kings 4:1

1) zonen der profeten

Zie 1 Kon. 20:35.

1Ki 20.35

2) schuldheer

Dat is, dien ik schuldig ben van geleend geld, of gekocht goed, of anderszins.

3) tot knechten

Dat is, tot lijfeigenen, te weten, opdat hij die als zulke, •f zelf gebruike, •f aan anderen verkope voor hetgeen ik hem schuldig ben en niet kan betalen. Zie van deze soort der dienstbaarheid de wet Gods, Lev. 25:39.

Le 25.39

Proverbs 20:16

46) [iemand

Van de invoeging van dit woord, vergelijk boven Spreuk. 11:15, en onder Spreuk. 27:13.

Pr 11.15 27.13

47) voor]

Dit woord is hier ingevoegd uit het volgende lid van Spreuk. 20:16. Vergelijk boven Spreuk. 11:15, en onder Spreuk. 27:13.

Pr 20.16 11.15 27.13

48) vreemde

Dat is, die u onbekend is, en van wiens middelen gij gene zekerheid hebt om van zijne betaling onbezorgd te wezen.

49) neem

Te weten, gij, tot wiens verzekering de borg gesteld is.

50) zijn kleed;

Te weten, desgenen, die borg geworden is voor een onbekende, en dat tot een pand en zekerheid, dat hij voor den vreemde, zo hij in gebreke valt, zal betalen.

51) de onbekenden.

Te weten, lieden. Anders: Voor een uitlandse vrouw; alzo onder Spreuk. 27:13. Versta door een uitlandse vrouw ene hoer, of die u onbekend is. Zie boven Spreuk. 2:16.

Pr 27.13 2.16
Copyright information for DutKant