Exodus 23:32
Deuteronomy 7:2
2) ganselijk verbannen; Hebreeuws, verbannende verbannen. Zie boven, Deut. 2:34. De 2.34Joshua 10:2
1) zij zeer; Te weten, de koning te Jeruzalem en zijn volk, alsook de andere koningen, die Joz. 10:3 genoemd staan. Jos 10.3 2) sterk. Anders, kloek, helden, machtig.Joshua 21:17
John 11:19
22) Joden waren Namelijk die te Jeruzalem en daaromtrent, gelijk Joh. 11:18 uitwijst, woonden. Joh 11.18 23) tot Martha Grieks tot de vrouwen omtrent Martha en Maria zijnde. 24) zij haar vertroosten Namelijk de Joden.
Copyright information for
DutKant