‏ Exodus 28:11

13) gelijk men de zegelen graveert,

Dat is, op het allernetste en volmaakste. Hebreeuws, gravering eens zegels.

14) kastjes.

Alzo worden genoemd de holle plaatsen van het goud boven op de ringen, waarin men den steen zet.

‏ Exodus 28:13-14

16) gelijk-eindigende

Dat is, van gelijke grootte en lengte, alzo ook onder, Exod. 28:22.

Ex 28.22

17) gedraaid werk;

Anders, gewrongen werk.

‏ Exodus 28:25

22) der twee gedraaide [ketentjes]

Hebreeuws, der beide draaiingen, of, draaiselen.

23) zijde van dien.

Hebreeuws, aangezicht.

‏ Exodus 39:6

‏ Exodus 39:13

‏ Exodus 39:16

‏ Ezekiel 16:13

41) Zo waart gij versierd

Door al deze gelijkenissen, genomen van lichamelijken sieraad, nooddruft, schoonheid en voorspoed, wordt afgebeeld de overvloed der geestelijke gaven, waarmede God het Isra‰lietische volk boven andere nati‰n verheven had, als daar waren de geving der wet, de openbaring van de hemelse leer, de gave der profetie, het priesterdom, de zuivere godsdienst, de wonderen, de hoop van het toekomende leven, enz.

42) gestikt werk;

Of, borduurwerk.

43) meelbloem,

Versta onder de soorten van leeftocht hier verhaald, al wat nodig is tot onderhouding des levens en aangenaam tot deszelfs vermaking.

44) gans

Hebreeuws, in zeer zeer.

45) zeer schoon,

Dat is, zeer aangenaam en van alle volken met verwondering aangezien.

46) dat gij een koninkrijk werdt.

Dat is, dat gij uw eigen koningen gehad hebt, die u regeerden. Of, gij hadt voorspoed in het koninkrijk; te weten meest onder de regering van de koningen David en Salomo. De koninklijke hoogheid was den Isra‰lieten beloofd, Gen. 17:6 en Gen. 49:10.

Ge 17.6 49.10
Copyright information for DutKant