‏ Exodus 30:3-4

2) met louter goud overtrekken,

Het wordt Num. 4:11, genoemd het gouden altaar; maar Ezech. 41:22 het houten altaar.

Nu 4.11 Eze 41.22

3) wanden rondom,

Dat is, de zijden, want gelijk door het dak wordt verstaan het deksel of de bovenplank des altaars, waar men het reukwerk op zette, alzo moet men hier door de wanden verstaan de zijden des altaars.

Gij zult ook twee gouden ringen daaraan maken, onder zijn krans; aan zijn twee zijden zult gij dezelve maken, aan zijn beide zijden; en zij zullen zijn tot

4) tot plaatsen voor de handbomen,

Dat is, om de handbomen daarin te steken; te weten, wanneer de tabernakel zal verdragen of op een andere plaats zal gebracht worden; Num. 4:5,11,15.

Nu 4.5,11,15

5) het daarmede drage.

Te weten, het altaar.

Copyright information for DutKant