‏ Exodus 32:26

41) in de poort des legers,

Het leger was met een wal of palissaden, of iets anders omringd, en had poorten hier en daar. De poorten waren ook plaatsen des gerichts, gelijk Gen. 34:20; Deut. 17:5; Ruth 4:1,11.

Ge 34.20 De 17.5 Ru 4.1,11

42) Wie den HEERE toebehoort,

Of, wie des Heeren is, tot mij. Mozes heeft door haast en ijver enige woorden nagelaten. Zie dergelijke manier van spreken ook Gen. 13:9, en Gen. 23:13, enz.

Ge 13.9 23.13

43) al de zonen van Levi.

Dat is, bijna allen; want enigen hunner hadden zich ook in afgoderij verlopen, ja zelfs A„ron, zie Exod. 32:29, en Deut. 9:20, en Deut. 33:9. Anders, en die zicht tot hem verzamelden, waren allen kinderen van Levi, die, thuis gebleven zijnde, geen afgoderij met het kalf te aanbidden begaan hadden.

Ex 32.29 De 9.20 33.9
Copyright information for DutKant