Exodus 33:11

16) aangezicht tot aangezicht,

Dat is, gemeenzaam, duidelijk, met uitgedrukte stem. Dit is een bijzonder privilegie geweest, hetwelk geen andere profeten gehad hebben; Deut. 5:4, en Deut. 34:10; Num. 12:6,7,8.

De 5.4 34.10 Nu 12.6,7,8

17) hij weder tot het leger;

Te weten, Mozes.

18) week niet uit het midden der tent.

Dat is hij kwam niet in het leger, maar hij bleef steeds in de tent buiten het leger.

Numbers 11:27

1 Kings 11:28

53) En de man Jerobeam

Te weten, in het werk van bouwing van grote gestichten en sterkten, waarover hem Salomo als opziener gesteld had. Want hier worden twee gelegenheden verhaald, door welke hij zijn koning ontrouw geworden is, inplaats van dankbaar te zijn. De eerste, dat hij tot het voorzegde ambt verheven was; de andere, dat hij daarna nog tot een hogere staat gekomen is, gelijk de volgende woorden verklaren.

54) jongeling zag,

Dit woord wordt ook van mannen gebruikt, en voornamelijk als zij iemands dienaren zijn. Zie Gen. 22:5.

Ge 22.5

55) arbeidzaam was,

Dat is, naarstig, zeer toeziende, en bezig in het verzorgen en uitvoeren van het werk waarover hij van den koning gesteld was. Hebreeuws, doende werk.

56) over al den last

Versta, de stammen van Efra‹m en Manasse.

2 Kings 4:12

17) jongen

Of, knecht, of dienaar. Het Hebreeuwse woord wordt niet alleen van jongelingen gezegd, maar ook van volwassen mannen. Zie Gen. 22:5 hoedanig een Gehazi schijnt geweest te zijn, uit hetgeen verhaald wordt onder, 2 Kon. 5:27.

Ge 22.5 2Ki 5.27

18) zijn aangezicht.

Dat is, voor Elisa.

2 Kings 19:6

11) dienaars

Hebreeuws, jongelingen; dat is, dienaren, of officieren, in getal drie, hier tevoren genaamd boven, 2 Kon. 18:17. Van het Hebreeuwse woord, zie Gen. 22:5.

2Ki 18.17 Ge 22.5
Copyright information for DutKant