Exodus 34:15

18) nahoereren,

Dat is, afgoderij bedrijven, hetwelk geestelijke hoererij genaamd wordt; Jer. 3:9. Zie Lev. 17:7.

Jer 3.9 Le 17.7

Leviticus 20:5-6

10) huisgezin zetten,

Of, geslacht; dat is, kinderen en nakomelingen, die de voetstappen zijner afgoderij navolgen; gelijk uit de volgende woorden verstaan kan worden. Vergelijk Exod. 20:5.

Ex 20.5

11) nahoereren,

Dat is, afgoderij bedrijven, wijkende van den Heere [die de rechte man zijns volks is; Hos. 2:18,19; 2 Cor. 11:2], om de afgoden aan te hangen, hetwelk, wanneer dit geschiedt, God wordt gezegd jaloers te zijn; Exod. 20:5; Deut. 5:9. Zie boven, Lev. 17:7.

Ho 2.19,20 2Co 11.2 Ex 20.5 De 5.9 Le 17.7
12) waarzeggers en tot de duivelskunstenaars

Zie van deze boven, Lev. 19:31.

Le 19.31

Judges 8:33

55) Baal-berith tot een God.

Dat is, de heer des verbonds. Verlatende alzo en verbrekende het verbond des waren Gods, die hen zulks menigmalen klaarlijk en op het hoogst verboden had, hoewel zij zich wijsmaakten dat dit wel bestaan mocht, wanneer zij Gods verbond en naam daarin betrokken en voorgaven dit tot zijn dienst en eer te geschieden. Zie ook van dezen afgod onder, Richt. 9:4, en van de Ba„ls, Richt. 2:11.

Jud 9.4 2.11

Ezekiel 16:16

53) hoogten,

Versta, altaren in hoge plaatsen den afgoden opgericht, en met bonte of breed geplekte klederen behangen, opdat zij, van verre gezien zijnde, de voorbijgangers tot afgoderij zouden aantrekken. Deze worden hier vergeleken bij de bedden der hoeren, welke schoon en kostelijk opgepronkt worden, om de minnaars aan te lokken, Spreuk. 7:16; waarom ook deze afgodische plaatsen der afgodendienaren bedden genaamd worden, Jes. 57:7.

Pr 7.16 Isa 57.7

54) [zulks] is niet gekomen,

De zin is dat het de Joden zo grof maakten met hunne afgoderij, dat zij huns gelijken niet hadden noch hebben zouden.

Ezekiel 16:26

78) gehoereerd

Te weten met ongeoorloofde verbonden met hen te maken; vergelijk Jes. 30:2, en Jes. 31:1, tegen het bevel des Heeren, Deut. 17:16. Alzo is ook onder Ezech. 16:28 het woord hoereren genomen.

Isa 30.2 31.1 De 17.16 Eze 16.28

79) kinderen van Egypte,

Dat is, Egyptenaars; alzo kinderen van Assur voor Assyri‰rs, onder Ezech. 16:28; kinderen van Babel, onder Ezech. 23:17.

Eze 16.28 23.17

80) groot van vlees zijn;

Dat is, die zeer geweldig en machtig zijn, zelfs in onkuisheid. Vergelijk onder Ezech. 23:20.

Eze 23.20

Ezekiel 23:8

19) Egypte;

Gelijk boven Ezech. 23:3. Men kan dit voornamelijk duiden op de afgoderij van de gouden kalven, eerst in de woestijn, daarna te Dan en Bethel opgericht, en op de verbonden, met Egypte gemaakt; zie 2 Kon. 17:4.

Eze 23.3 2Ki 17.4

20) betast,

Gelijk boven Ezech. 23:3.

Eze 23.3

Ezekiel 23:19

44) als zij gehoereerd had

Of, [in] welke, of, hoe.

45) Egypte.

Gelijk boven Ezech. 23:3.

Eze 23.3

Ezekiel 23:21

49) weder opgehaald

Hebreeuws, bezocht; welk woord in onze taal somtijds ook in die betekenis gebruikt wordt, als men spreekt van dit of dat eens weder te bezoeken, beproeven, onderleggen.

Copyright information for DutKant