Exodus 7:4
5) hand Dat is, mijn straffen en plagen. Zie dergelijke manieren van spreken Exod. 9:3; Richt. 2:15; 1 Sam. 12:15; Klaagl. 3:3. Ex 9.3 Jud 2.15 1Sa 12.15 La 3.3 6) aan Egypte Anders, op Egypte, of, aan de Egyptenaars. 7) leggen, Hebreeuws, geven. 8) gerichten. Dat is, straffen; zie boven, Exod. 6:5. Ex 6.6 Leviticus 26:6
8) te slapen liggen, Of, slapen, of nederliggen. Alzo Gen. 19:4. Ge 19.4 9) zal door uw land niet doorgaan. Dat is, zal met geen oorlog gekweld worden. Alzo is het woord zwaard voor oorlog genomen; Num. 14:3; 2 Sam. 12:10; Jes. 1:20: Ezech. 30:4. Vergelijk de aantekeningen op Gen. 27:40. Nu 14.3 2Sa 12.10 Isa 1.20 Eze 30.4 Ge 27.40 Leviticus 26:25
38) wraak des verbonds Dat is, de straf, die gij verdiend zult hebben, omdat gij door uw afval en ongehoorzaamheid mijn verbond zult krachteloos gemaakt hebben. Zie boven, Lev. 26:15. Le 26.15 Jeremiah 48:47
118) gevangenis Of, gevangenen wederbrengen. 119) wenden, Dit mag wel enigszins mede passen op enige tijdelijke of lichamelijke herstelling, maar ziet voornamelijk op de geestelijke verlossing, welke zij door de predikatie van het Evangelie nevens andere volken zouden deelachtig worden. Vergelijk onder Jer. 49:6,39. Jer 49.6,39 120) Tot hiertoe is Moabs oordeel. Dat is, [gelijk wij spreken] zoveel is gesproken van Moabs straf. Zie boven Jer. 48:21. Jer 48.21 Ezekiel 14:21
48) Hoeveel te meer De zin is: Indien de voorgenoemde mannen in het leven zijnde, als Ik een land maar met ene plaag straf, zichzelven alleen van de straf zouden kunnen vrijhouden, hoeveel te meer zouden zij voor zichzelven alleen dat kunnen doen, als God vier plagen over Jeruzalem tevens zenden zou. Anders: hoeveel temin, te weten zouden zij het volk kunnen bevrijden, wanneer God vier plagen over hen zendt. 49) boze gerichten, Of, oordelen; dat is, straffen of plagen; zie Exod. 6:5, en Exod. 7:4, en de aantekening; vergelijk 2 Kron. 20:12. Boos of kwaad worden zij genaamd, omdat zij den mens zwaar, pijnlijk en zeer schadelijk vallen; zie ook van vier soorten der plagen, genaamd geslachten, hoewel van deze ten dele onderscheiden, Jer. 15:3. Ex 6.6 7.4 2Ch 20.12 Jer 15.3 1 Peter 4:17
42) het oordeel beginne Dat is, de kastijdingen. Want gelijk de verdrukkingen zijn beproevingen der gelovigen, zo zijn ook die hun kastijdingen, ten aanzien van Gods hand, die deze roeden gebruikt tot hun best. Zie Hebr. 12:6, enz. Heb 12.6 43) van het huis Gods; Dat is, van de huisgenoten Gods of van Zijne gemeente; Hebr. 3:1, enz. Heb 3.1 44) welk zal het einde Dat is, hoe vreeslijk zal, enz.
Copyright information for
DutKant