Ezekiel 16:3

3) handelingen

Velen verstaan hierdoor al het bedrijf van het gehele Isra‰lietische volk, in het stukk van den godsdienst; waaronder ook te begrijpen zijn de werken rakende den wandel des levens. Anderen vertalen dit woord afkomsten, of geslachten, oorsrongen, woningen, of verkeringen.

4) geboorten

Dat is, de beginselen en de oorsprongen van uw voorgemelde handelingen zijn niet uit Abraham en Sara, van wie gij u beroemt afkomstig te wezen, maar uit de afgodische en goddeloze heidenen, welker doen gij nagevolgd hebt, ontaardende van het geloof en de werken van uwen vader Abraham; vergelijk Joh. 8:39; Rom. 2:28; en Rom. 9:7,8. Sommigen menen dat het Hebreeuwse woord hier in het getal van velen gesteld wordt, om aan te wijzen dat de Isra‰lieten altijd verscheidene afgodische godsdiensten nagevolgd hebben, met ‚‚n niet tevreden zijnde.

Joh 8.39 Ro 2.28 9.7,8

5) een Amoriet en uw moeder

Zie van de afkomst van dit volk, Gen. 10:16, en van derzelver boosheid, Gen. 15:16.

Ge 10.16 15.16

6) Hethietische.

Van der Hethieten afkomst, zie Gen. 10:15, en van hunne boosheid, Gen. 27:46.

Ge 10.15 27.46

2 Corinthians 3:5

13) van onszelven bekwaam

Dat is, door onze eigen wijsheid of natuurlijke scherpzinnigheid.

14) te denken als uit

Of, te bedenken; namelijk dat bekwaam zou zijn om de harten van de mensen te bekeren, of om ons en anderen tot zaligheid te brengen. Zie Joh. 15:4,5; Filipp. 2:13.

Joh 15.4,5 Php 2.13

Ephesians 5:26

35) heiligen zou,

Dat is, afzonderen zou van alle wereldse mensen, en zich alleen toe‰igenen. Waarmede de apostel te kennen geeft, dat ook de mannen hunne vrouwen heilig tot zich moeten nemen, en van alle wereldse wulpsheden en schandvlekken vrijhouden.

36) met het bad

Dat is, door Zijn bloed en Geest, waarvan het bad des waters in den doop een teken en zegel is, en meteen een middel, waardoor de Geest Gods deze reiniging meer en meer versterkt. Zie Matth. 3:11; 2 Cor. 3:3; 1 Petr. 3:21.

Mt 3.11 2Co 3.3 1Pe 3.21

37) door het Woord;

Grieks, in het woord.

Philippians 1:29

93) uit genade

Of, geschonken om Christus' wil. Zie Ef. 2:8.

Eph 2.8

94) Hem te geloven,

Namelijk Christus.

95) voor Hem

Dat is, om Zijnentwil; om Zijne leer en zaken wil.

96) te lijden;

Om Christus' wil verdrukkingen en vervolgingen onderworpen te zijn, en die lijdzaam te verdragen en overwinnen; Matth. 5:12; Hand. 5:41.

Mt 5.12 Ac 5.41

Revelation of John 19:8

16) zijn

Dat is, betekenen, gelijk hiervoor Openb. 1:20, en Openb. 17:15,18. 17 de rechtvaardigmakingen Of, rechtvaardigheden, namelijk niet waardoor wij in onszelf, maar waardoor wij voor God rechtvaardig zijn, welke is de rechtvaardigheid van Christus, die ons door het geloof wordt toegerekend; 2 Cor. 5:21. En is als een zuiver wit kleed, waardoor onze naaktheid voor Gods aangezicht wordt bedekt. Zie Rom. 13:14; 1 Cor. 1:30; Gal. 3:27, en hiervoor Openb. 7:13, waaruit de heiligmaking des Geestes haar oorsprong heeft, die hiernamaals in ons ook zal volmaakt worden.

Re 1.20 17.15,18,17 2Co 5.21 Ro 13.14 1Co 1.30 Ga 3.27 Re 7.13
Copyright information for DutKant