Ezekiel 17:20

69) Mijn net

Zie boven Ezech. 12:13, en onder Ezech. 32:3.

Eze 12.13 32.3

70) hem uitspreiden,

Te weten over den koning Zedekia.

71) daar met hem rechten

Te weten boven het recht, dat Ik over hem heb laten gaan te Riblath, 2 Kon. 25:6,7. Want daarna heeft hij te Babel in de gevangenschap gelegen totdat hij stierf, Jer. 52:11. God wordt gezegd met den mens te richten, of in het recht zich met hem te begeven, als Hij door zijne straffen hem van zijne zonden overtuigt en gelijk in een gericht beschaamd maakt. Alzo Jes. 66:16; onder Ezech. 20:35, en Ezech. 38:22. Zie breder hiervan onder Ezech. 20:35.

2Ki 25.6,7 Jer 52.11 Isa 66.16 Eze 20.35 38.22 20.35

Ezekiel 20:35

83) in de woestijn der volken,

Dat is, in Chaldea en de omliggende landen, waar de Joden als in ene woestijn zouden wezen; vergelijk boven Ezech. 19:13, en de aantekening.

Eze 19.13

84) rechten,

Of, pleiten. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk geoordeeld of gerecht te worden voor een rechter; Ps. 109:7; Spreuk. 29:9. Nu is er geen andere opperste Rechter dan God alleen, maar Hij wordt gezegd geoordeeld te worden, als Hij door zijn rechtvaardige straffen den mens alzo overtuigt van zijne zonden, dat ook andere mensen oordelen dat de zondaar om dezelve rechtvaardig gestraft wordt; zie boven Ezech. 17:20.

Ps 109.7 Pr 29.9 Eze 17.20

85) aangezicht aan aangezicht;

Dat is, in tegenwoordigheid, mij hun openbarende door straffen, welker gerechtigheid allen zo blijken zal, alsof Ik tegen u in tegenwoordigheid pleitte; vergelijk Exod. 33:11.

Ex 33.11

Joel 3:2

3) heidenen vergaderen,

Dat is, Joden Joden Christus Nieuwe TestamentPs. 2:1; Hand. 4:25,26,27, en Hand. 6:12,13, enz.

Joe 2.1 Ac 4.25,26,27 6.12,13

4) dal van Josafat;

Dat is, aardse dal, God Christus Vaders, Joel 3:11. Doch 2 Kron. 20: alwaar God Josafat, dal Beracha, lofs, God Zie 2 Kron. 20:12,16,22,26, met de aantekening. Alzo [wil de Heere zeggen] zal Ik De Hebr. naam Jehosafat betekent des HEEREN oordeel;, of gericht, of de HEERE oordeelt; en schijnt Ik zal aldaar met hen rechten; waarin sommigen het woord Josafat dal van het oordeel des Heeren. Anderen Jeruzalem Olijfberg, Zaligmaker Josafats; Zie Zach. 14:4,5.

Joe 3.11 2Ch 20.12,16,22,26 Zec 14.4,5

5) erfdeel

Zie Deut. 32:9.

De 32.9

6) Isra‰l,

Dat is, van mijne kerk, van het geestelijke Isra‰l, bestaande uit gelovige Joden en heidenen; Gal. 6:16.

Ga 6.16

7) Mijn land

Zie Joel 1:6.

Joe 1.6

8) gedeeld;

Te weten, onder elkander, als een roof; Dan. 11:39.

Da 11.39
Copyright information for DutKant