Ezekiel 17:4

10) zijn jonge takjes af,

Deze betekenden de vorsten, heren en edellieden, die met den koning Jojachin in de gevangenschap naar Babel gingen; 2 Kon. 24:12.

2Ki 24.12

11) koophandel;

Hier is in het oorspronkelijke het woord chena„n, hetwelk eigenlijk betekent koopman. Zie Job 40:25, en de aantekening. Versta nu hierdoor Babyloni‰, alwaar veel koophandel omging uit oorzaak van de menigte der mensen, die daar woonden en die van alle landen daar verkeerden en handelden.

Job 41.6

12) een stad

Namelijk Babel.

13) kooplieden.

Anders, kruideniers, of drogisten; gelijk 1 Kon. 10:15. Zo zou de stad van Babel genaamd zijn, omdat zij vol was van allerlei specerijen, droge en kostelijke waren, dienende niet alleen tot nooddruft of vermaak, maar ook tot lekkernij en overdadigheid.

1Ki 10.15
Copyright information for DutKant