‏ Ezekiel 17:7

24) grote arend,

Namelijk Farao, de koning van Egypte. Zie onder Ezech. 17:15,17.

Eze 17.15,17

25) groot van vleugelen

Vergelijk boven de aantekening Ezech. 17:3.

Eze 17.3

26) deze wijnstok

Dat is, de koning Zedekia.

27) zijn wortelen

Versta door dezen de gezanten, die de koning Zedekia naar den koning van Egypte heimelijk zond om een verbond met hem te maken, ten einde dat hij hem helpen zou tegen den koning van Babel, wiens schatplichtige en vazal hij was, en van welken hij nu was afgevallen. Vergelijk onder Ezech. 17:15; Jer. 2:18.

Eze 17.15 Jer 2.18

28) denzelven toe,

Te weten arend, den koning van Egypte.

29) hij

Versta denzelfden arend.

30) hem bevochtigen zou

Te weten den voorgemelden wijnstok, den koning Zedekia.

31) naar de bedden

Dat is naar de ingangen en passages toe, die leidden tot de plaats zijner planting. Het Hebreeuwse woord is in gelijke betekenis genomen; Richt. 7:3,7. Zie de aantekening. Dit ziet nu op de gewoonte van Egypte, waar men, als de rivier de Nijl overvloeide, waterlopen, groeven en voren maakte om het water door het gehele land uit te laten en naar alle plaatsen te verspreiden. Alzo begeerde of verzocht ook de koning Zedekia, dat de koning van Egypte zijn macht en krijgsvolk hem toeschikken zou, om tegen den koning van Babel geholpen te worden. Anders: uit de bedden zijner planting; te weten alzo dat zijn land van den koning van Egypte bevochtigd zijnde, hij alsdan daardoor mocht opwassen.

Jud 7.3,7

32) zijner planting toe.

Te weten des wijnstoks planting; dat is, ter plaatse, waar hij geplant was, te weten in Judea.

Copyright information for DutKant