‏ Ezekiel 3:6-7

8) verstaan;

Hebreeuws, horen; zie Gen. 11:7.

Ge 11.7

9) naar u gehoord hebben?

Dat is, zij zouden zo ongelovig, halsstarrig en ondankbaar niet geweest zijn als heden de Isra‰lieten wel zijn; gelijk het ook wel gebleken is uit de bekering der Ninevieten, door de predikatie van Jona. Vergelijk Matth. 11:21,23. Anders: zo dat niet ware; te weten dat gij hunne spraak niet verstaat en zij de uwe niet, Ik had u tot hen gezonden en zij zouden naar u gehoord hebben.

Mt 11.21,23
10) ganse huis Isra‰ls

Welverstaande uitgenomen de ware gelovigen en uitverkorenen, hoedanigen waren Jeremia, Baruch, Dani‰l, zijne metgezellen en vele anderen.

11) stijf van voorhoofd,

Dat is, onbeschaamd; alzo boven Ezech. 2:4, hard van aangezicht.

Eze 2.4

12) hard van hart

Alzo boven Ezech. 2:4, stijf, of verstokt van harte. Vergelijk Exod. 4:21; idem Spreuk. 28:14.

Eze 2.4 Ex 4.21 Pr 28.14
Copyright information for DutKant