Ezekiel 36:12-13
27) voortaan niet meer beroven. Hebreeuws, niet toedoen haar meer, of voortaan te beroven; te weten van alles wat hun lief is, kinderen, mensen in het algemeen, landvruchten, enz.; zie Jer. 15:7; alzo onder Ezech. 36:13,14,15. De zin is, dat het land niet meer alzo zou gesteld zijn als tevoren, toen de mensen door krijg, honger en pestilentie daarin vergingen, gij van hen en zij van u beroofd werden; waarom de smaadredenen van het land gebruikt werden, die in het volgende verhaald worden. God spreekt het land aan, alsof dat zulks had gedaan, met een verbloemde rede, en ten aanzien van het zeggen der vijanden, die het hielden voor een vervloekt land, waarin niemand kon welvaren of met vrede wonen. Vergelijk Num. 13:32. Jer 15.7 Eze 36.13,14,15 Nu 13.32 28) zeggen: Door schimp en spot. 29) uw volken Der twaalf stammen; alzo in Ezech. 36:14,15, en onder Ezech. 37:22. Eze 36.14,15 37.22 30) berooft; Zie op Ezech. 36:12. Eze 36.12
Copyright information for
DutKant