Ezekiel 42:14

32) ingegaan zullen zijn,

In het heiligdom.

33) uitgaan in het buitenste voorhof,

Te weten in of met de heilige klederen, in welke zij gediend hebben.

34) aldaar

In deze heilige kamers.

35) klederen henenleggen,

Onze Hogepriester Christus is bekleed met welriekende klederen des heils en zijner verdiensten, met den mantel der gerechtigheid, waarmede Hij zijne kerk kleedt en dekt; Ps. 45:9; Jes. 61:10, en Jes. 63:1. Zijne dienstknechten, die tot den Heere naderen, moeten bekleed zijn met al zulke deugden in het bijzonder, als tot hun ambt vereist worden; zie 1 Tim. 4:12; Tit. 2:7. Van de geestelijke klederen der ganse kerk, zie Ps. 45:14; Hoogl. 4:11; Matth. 22:11; Rom. 13:14; 2 Cor. 5:3; Gal. 3:27; Ef. 4:24; Col. 3:10; Openb. 3:4,5,18, en Openb. 16:15, en Openb. 19:8, enz.

Ps 45.8 Isa 61.10 63.1 1Ti 4.12 Tit 2.7 Ps 45.13 So 4.11 Mt 22.11 Ro 13.14 2Co 5.3 Ga 3.27 Eph 4.24 Col 3.10 Re 3.4,5 Re 3.18 16.15 19.8

36) heiligheid;

Dat is, zeer heilig. Versta, de klederen, of kamers, die beide heilig waren, daarom moesten zij de heilige klederen van hun dienst daar afleggen en laten.

37) hetgeen voor het volk is.

Dat is, in deze plaatsen in het buitenste voorhof, [gelijk in het voorgaande gezegd], dat voor het gemene volk is, zullen zij met andere klederen moeten komen.

Ezekiel 43:12

31) hoogte des bergs zal zijn ganse grens,

Hebreeuws, hoofd. Sommigen houden dat God aldus wijst op het Jeruzalem, dat boven is, Gal. 4:26; vergelijk Ps. 15:1; Matth. 5:14; Hebr. 12:22.

Ga 4.26 Ps 15.1 Mt 5.14 Heb 12.22

32) heiligheid der heiligheden zijn;

Dat is, zeer heilig, een zeer heilige plaats, omdat nu de heerlijkheid des Heeren alles geheiligd, of de Vader en de Zoon door den Heiligen Geest aldaar hunne woning zullen hebben genomen, heiligende alle uitverkorenen, doch de strijdende aanvankelijk, bij trappen en maten, maar de triomferende volkomenlijk.

Ezekiel 48:15

13) voor aan de vijf en twintig duizend,

Hebreeuws, aan het aangezicht.

14) onheilig zijn,

Dat is, een algemene plaats tot algemeen burgerlijk gebruik, zijnde onheilig in vergelijking van de andere, die God bijzonderlijk tot den godsdienst en voor de geheiligde personen geheiligd en afgezonderd had. Vergelijk Deut. 20:6; Jer. 31:5. Dit kon hier dienen tot afbeelding van het onderscheid, dat er is tussen kerkelijke of geestelijke en wereldlijke of politieke zaken. Anderszins wordt de stad ook genomen als beduidende het hemels Jeruzalem, of de kerk, gelijk onder Ezech. 48:31, enz. en Ezech. 48:35, en elders dikwijls, en in dien verstande wordt zij de heilige stad genoemd, Openb. 21:2, enz. Ten ware dat men het alzo wilde nemen, dat deze stad [dat is de kerk] op aarde zal zijn in plaatsen, die tevoren onrein en onheilig waren, zie Jer. 31:40. Doch vergelijk boven Ezech. 42:20 met de aantekening.

De 20.6 Jer 31.5 Eze 48.31,35 Re 21.2 Jer 31.40 Eze 42.20
Copyright information for DutKant