Ezekiel 7:7

18) De morgenstond is tot u gekomen,

Dat is, die tijd, in welken gij zekerlijk vroeg en haastelijk zult uitgeroeid worden. Sommigen menen dat hier gezien wordt op den tijd van de openbare burgerlijke straffen, die bij de Isra‰lieten in den morgenstond geschied zijn, daartoe gebruikende wat staat Ps. 101:8.

Ps 101.8

19) der beroerte is nabij,

Versta een zekeren en bestemden tijd, in welken het land vol beroerte zou zijn door het gewoel en geweld van den oorlog, en door het geklaag en gehuil der mensen. Hebreeuws, Nabij is de dag, de beroerte.

20) wederklank der bergen.

Versta, het wedergeluid, komende van het vreugdegeroep, hetwelk gemaakt wordt als men met blijdschap den most en andere vruchten uit het veld inzamelt. Sommigen ook verstaan dit van het blijde geluid, hetwelk de afgodendienaars op de bergen bij hunne altaren maakten. Vergelijk Jer. 25:30.

Jer 25.30

Ezekiel 7:10

27) de dag,

Dat is, de tijd der straf en wraak Gods. Zie boven Ezech. 7:7 en onder Ezech. 7:12.

Eze 7.7,12

28) [de morgenstond] is gekomen,

Dit woord is hier ingevoegd uit het voorgaande Ezech. 7:7, of uit het volgende van Ezech. 7:10. Men kan ook in de plaats daarvan stellen het kwaad, uit Ezech. 7:5.

Eze 7.7,10,5

29) roede heeft gebloeid,

Door deze wordt van velen verstaan de koning Nebukadnezar, door wien de Joden zouden gestraft worden, tot welk einde zijne macht toenam en groeide. Vergelijk Jes. 10:5.

Isa 10.5

30) de hovaardij heeft gegroend.

Versta, de stoute en hardnekkige moedwilligheid der Joden in het zondigen tegen God, welks oorzaak was der voornoemde bloeiende roede. Zie Ezech. 7:11.

Eze 7.11

Ezekiel 12:23-25

62) De dagen zijn nabij gekomen,

Dat is, de tijd van hun ondergang.

63) het woord

Dat is, de profetie van hunne uitroei‹ng door de Chalde‰n.

64) ieder gezicht.

Dat is, den inhoud, de uitvoering van elke profetie, rakende uw voorzegd verderf.

65) ijdel gezicht zal er meer wezen,

Dat is, valse en leugenachtige voorzegging. Alzo Klaagl. 2:14, onder Ezech. 13:6,7; Zach. 10:2, ijdelheid voor valsheid. Zie Job 31:5.

La 2.14 Eze 13.6,7 Zec 10.2 Job 31.5

66) vleiende waarzegging,

Hebreeuws, gladde, of desgenen die glad is; te weten van mond, door vlei‹ng en schoonspreken. Vergelijk Spreuk. 5:3, en Spreuk. 26:28, en de aantekening. Hij spreekt van de valse profeten, die de ware profeten tegenspraken en het volk met zoete en aangename voorzeggingen in hun ongeloof en kwaad leven voedden. Anders, slibberige; dat is twijfelachtige.

Pr 5.3 26.28
67) zal niet meer

Want de belegering van Jeruzalem door Nebukadnezar is kort daarna gevolgd.

68) uitgesteld worden;

Hebreeuws eigenlijk, vertrokken, of vertogen.

69) uw dagen,

Dat is, in uw leven.

Ezekiel 12:27

70) voor vele dagen,

Dat is, voor langen tijd, eer het vervuld zal worden, zodat de straf op onze dagen niet aankomen zal. Zij loochenen niet openbaar de waarheid der profetie, maar om zichzelven in slaap te wiegen, stellen zij die lang uit.

71) hij profeteert van tijden,

Zij menen den profeet Ezechi‰l.

Micah 6:16

50) inzettingen van Omri worden onderhouden,

Versta, de afgoderijen die Omri en zijn zoon Achab onder de tien stammen op het allerhoogste hebben bevorderd; zie 1 Kon. 16:16,25,30,31 met de aantekening.

1Ki 16.16,25,30,31

51) derzelver raadslagen;

Raadslagen van Omri en Achab, om bij alle wegen en met alle handelingen de afgoderij te stijven en den gansen staat van het land daarnaar te vormen.

52) opdat Ik u stelle tot verwoesting,

Waardoor gij het alzo maakt, dat Ik u zal moeten stellen, enz.; verg. Jer. 18:16, en Jer. 27:10,15, en Jer. 32:31; Klaagl. 2:14; Ezech. 8:6, enz. met de aantekening.

Jer 18.16 27.10,15 32.31 La 2.14 Eze 8.6

53) haar inwoners

Van Jeruzalem.

54) aanfluiting;

Zie 1 Kon. 9:8.

1Ki 9.8

55) smaadheid Mijns volks dragen.

Dat is, de straf der smaadheid en schande, die gij mijn volk, [bijzonderlijk den armen en nooddruftigen] met de voorzeide schandelijke werken hebt aangedaan. Of, de smadheid van mijn volk; dat is, die mijn volk verdiend heeft. Alzo, smaadheid mijner jeugd; dat is, die ik in mijne jeugd verdiend, of op mijn hals gehaald heb; Jer. 31:19.

Jer 31.19
Copyright information for DutKant