Ezra 3:2

4) Jesua,

Zie boven, Ezra 2:2.

Ezr 2.2

5) broederen,

Dat is, verwanten, bloedvrienden, en zo in het volgende.

6) zoon van Sealthiel,

Dat is, kindskind; want hij was een zoon van Pedaja, die Sealthi‰ls zoon was; 1 Kron. 3:17,18,19. Hij wordt Matth. 1:12 Salathi‰l genoemd.

1Ch 3.17,18,19 Mt 1.12

7) man Gods.

Zie Richt. 13:6.

Jud 13.6

Ezra 5:2

5) Zerubbabel,

Die de gevangenen uit Babel hadden opgevoerd. Zie boven, Ezra 2:2, en Ezra 3:2, en Ezra 4:2,3.

Ezr 2.2 3.2 4.2,3

6) ondersteunden.

De ijverigen door het woord des Heeren sterkende en de tragen bestraffende. Zie Hagg. 1:2; Zach. 1:16, enz.

Hag 1.2 Zec 1.16

Ezra 5:14

14) Sesbazar,

Zie boven, Ezra 1:8.

Ezr 1.8

15) hij tot landvoogd

Cores, of Cyrus.

Ezra 5:16

16) hij legde de fondamenten

Chaldeeuws, hij gaf.

17) Die te Jeruzalem [woont];

Of, dat te Jeruzalem is.

Copyright information for DutKant