Genesis 1:16
28) die twee Te weten de zon en de maan, welke groot genoemd worden ten aanzien van haar uiterlijke gedaante, zoals die in onze ogen valt, en haar uitnemende werkingen. 29) kleine licht Te weten in vergelijking met de zon. Job 31:26
43) licht Dat is, de zon; want hier worden de grote lichten [alzo genaamd Gen. 1:16; Ps. 136:7] gemeld, de zon en de maan, over welker schoonheid en werkingen de heidenen zich zozeer verwonderd hebben, dat zij die goddelijke eer bewezen, Jer. 43:13, ja ook de Isralieten zelf, 2 Kon. 21:3 en 2 Kon. 23:4,5,11; Ezech. 8:16. Ge 1.16 Ps 136.7 Jer 43.13 2Ki 21.3 23.4,5,11 Eze 8.16 44) aangezien heb, Te weten, om dat goddelijke eer te bewijzen, gelijk de afgodendienaars doen. 45) wanneer het scheen, De afgodendienaars hebben de zon meest geerd als zij opging en in haar glans was, en de maan als zij vol was; hetwelk hier genoemd wordt haar heerlijke voortgang. Psalms 136:7-8
7) op den dag; Of, over den dag.
Copyright information for
DutKant