Genesis 10:16
53) En den Dit zijn niet alleen eigennamen van personen, maar ook van ganse volken, die uit dezen gesproten zijn; en worden daarom ook overgezet, de Jebusieter, de Amorieter, enz. 54) Jebusi, Van de nakomelingen van dezen zie men Joz. 15:8, Joz. 18:28; Richt. 1:21. Jos 15.8 18.28 Jud 1.21 55) Emori, Van de Emorieten, zie men Deut. 2:24. De 2.24 56) Gigarsi. Zie Matth. 8:28. Mt 8.28 Numbers 21:21-35
33) Jahza, De naam ener stad, van welke ook gesproken wordt Deut. 2:32; Richt. 11:20; Jer. 48:21,34. De 2.32 Jud 11.20 Jer 48.21,34 34) scherpte des zwaards, Hebreeuws, mond. 35) Arnon Dit zijn de namen van rivieren. 35) Jabbok toe, Dit zijn de namen van rivieren. 36) want de landpale der kinderen Ammons was vast. Dit is de reden, waarom Sihon de landpalen niet heeft kunnen innemen, gelijk hij het land der Moabieten had ingenomen. 37) onderhorige plaatsen. Hebreeuws, dochters; dat is, kleine steden, dorpen en vlekken, die onder Hesbon behoorden, als onder haar moederstad of hoofdstad. Mozes noemt ze onbemuurde steden, Deut. 3:5. De 3.5 38) tegen den vorigen koning der Moabieten, Te weten, met dien koning, die het naast v¢¢r Balak koning geweest was. 39) men bouwe en bevestige de stad van Sihon! Te weten, groter en sterker dan het tevoren geweest is. 40) is een vuur uitgegaan uit Hesbon; Dat is, Sihon, nadat hij Hesbon ingenomen had, is vandaar als een vuur voortgevlogen naar de Moabieten toe. 41) Ar der Moabieten, Dit was de hoofdstad van het land der Moabieten, waarvan het gehele land den naam gekregen heeft. 42) de heren der hoogten van de Arnon. Versta, de priesters en vorsten, die de stad door hun afgod niet hebben kunnen bevrijden. Zie Jer. 48:7. Anders, de burgers van Bamoth, te Arnon. Jer 48.7 43) volk Kamoz zijt verloren! Dat is, gij volk, dat den Chamos eert en dient. Aldus werd genoemd de afgod der Moabieten, 1 Kon. 11:33. 1Ki 11.33 44) Hij heeft Te weten, Chamos. 45) zijn zonen, Te weten, van Moab; dat is, de Moabieten. 46) die ontliepen, Dat is, Chamos heeft hen gevankelijk laten wegvoeren, zonder dat hij hen heeft kunnen beschermen. 47) nedergeveld! Of, geschoten; te weten, met pijlen. Anders, hun lamp is vergaan; dat is, hun heerlijkheid. 48) Dibon toe; Een van de hoge plaatsen of steden in het land Moab; Jes. 14:2; Jer. 48:18,22. Isa 14.2 Jer 48.18,22 49) Medeba toe [reikt]. Een stad in het land Moab; Jes. 15:2. Isa 15.2 50) Jaezer te verspieden; De naam ener stad, die eertijds den Moabieten had toebehoord, van welke gesproken wordt Num. 32:1,3,35, en Jer. 48:32. Nu 32.1,3,35 Jer 48.32 51) onderhorige plaatsen in; Zie boven, Num. 21:25. Nu 21.25 52) Basan; Dit was een goed, vet weiland, van hetwelk gesproken wordt Deut. 32:14; Ps. 22:13; Jer. 50:19; Amos 4:1; Micha 7:14. De 32.14 Ps 22.12 Jer 50.19 Am 4.1 Mic 7.14 53) Og, Deze Og is ook een koning der Amorieten geweest, een reus. Zie van hem Deut. 3:1,11. De 3.1,11 54) Edrei. Een stad in het koninkrijk van Og gelegen; Deut. 3:10. De 3.10 55) niemand overbleef; Hebreeuws, geen overige overbleef. 56) zijn land in erfelijke bezitting. Te weten, het land van den koning Og. Joshua 13:31
26) de helft der kinderen Want zijn zes zonen hadden hun erfdeel ontvangen aan de andere zijde der Jordaan, met de negen stammen. Zie onder, Joz. 17:2. Jos 17.2
Copyright information for
DutKant