Genesis 10:22
76) Sems zonen Omtrent de woonplaats zijner nakomelingen zie men op het voorgaande vs. 77) Elam, Van hem zijn afkomstig de Elamieten, dat is, de Perzen; zie van dezen onder Gen. 14:1,9; Jes. 21:2; Jer. 49:34, enz. Dan. 8:2; Hand. 2:9. Ge 14.1,9 Isa 21.2 Jer 49.34 Da 8.2 Ac 2.9 78) Assur, De stamvader der Assyrirs, een volk genoeg bekend in de Heilige Schrift. Verg. boven vs. 11. Ge 10.11 79) Arphachsad, Van dezen meent men dat de Chalders voortkomen, genoemd Casdim of Chasdim. 80) Lud, Van wie afkomstig zijn die van Lydi in Klein-Azi. 81) Aram. De stamvader der Syrirs; zie van een anderen Aram, onder Gen. 22:21, van welke beiden men meent, dat het land Syri en de Syrirs hun naam hebben. Ge 22.21Isaiah 21:2
7) Een hard gezicht De eerste woorden van Jes. 21:2 zijn de woorden van den profeet, die hier zijn last, dit is hetgeen hem in een gezicht van God was te kennen gegeven, hard noemt, omdat God de Babylonirs daardoor dreigde zwaarlijk te zullen straffen. Isa 21.2 8) die trouweloze handelt Hier spreekt God van den koning van Babel, die in zijn gewone trouweloosheid en verstoring van andere natin dagelijks was voortvarende en velen onder zijne tirannie deed zuchten. 9) trek op, Te weten om de Babylonirs te straffen. 10) o Elam! Dat is, gij Elamieten; dat is, gij Perzen, gelijk Hand. 2:9. Ac 2.9 11) beleger ze, Te weten de stad Babel, of belegert hem te weten den koning van Babel. 12) o Media! Dat is, gij Meden. Hier noemt God de Heere die natin, [te weten de Perzen en Meden] door welke Hij honderd en zeventig jaren daarna, zo enigen rekenen, het koninkrijk van Babyloni verstoren zou. 13) Ik heb al Of, Ik zal hare zuchting doen ophouden. 14) haar zuchting Te weten van het Joodse volk, hetwelk zo in de stad als in het ganse rijk van Babel was zuchtende vanwege de langdurige gevangenschap, uit welke zij eindelijk door den koning Cyrus zijn verlost geworden, latende hen naar hun vaderland trekken, nadat hij Babel had ingenomen. Doch enigen nemen het laatste lid van Jes. 21:2 in dezen zin: Ik zal een einde maken aan al het zuchten der Babylonirs, te weten der goddeloze Babylonirs. En zo is het dan zoveel gezegd als: Ik zal het zuchten, door de goddeloze Babylonirs veroorzaakt, doen ophouden. Dusdanige manier van spreken is ook Gen. 18:20: het geroep van Sodom; dat is, door die van Sodom veroorzaakt. Isa 21.2 Ge 18.20
Copyright information for
DutKant