Genesis 12:5

10) have,

Dit zijn als de eerstelingen van den beloofden zegen, die Abram en de zijnen ontvangen hebben in Haran. Het Hebr. woord begrijpt in zich allerlei goederen, hetzij vee, of geld en huisraad.

11) zielen,

Dat is, mensen van dienstbare conditie, die hij veroverd had, en die, welke uit dezen geboren waren; want Abraham had toen nog geen kinderen. Het Hebr. woord hier overgezet zielen, wordt aldus genomen voor mensen of personen, onder Gen. 17:14; Exod. 12:15; Lev. 2:1; Num. 23:10; Deut. 24:7; Richt. 16:30; Mark. 3:4, enz.

Ge 17.14 Ex 12.15 Le 2.1 Nu 23.10 De 24.7 Jud 16.30 Mr 3.4

12) Kana„n,

Van de grenzen dezes lands [genaamd naderhand Palestina, het beloofde land, omdat dit Abrahams nakomelingen beloofd werd, onder vs. 7] zie boven Gen. 10:19 en de aantekening.

Ge 12.7 10.19

Genesis 19:20

39) zij is

Anders, het is toch wat kleind, of gerings; en zo in het volgende.

40) (is zij niet

And. Is dat niet een kleine zaak?

Jeremiah 38:20

42) zal het u welgaan,

Hebreeuws, u zal wel zijn, of het zal u goed zijn.

43) ziel zal leven.

Gelijk boven Jer. 38:17.

Jer 38.17
Copyright information for DutKant