‏ Genesis 14:23

46) Zo ik

Dit is een afgebroken rede, bij de Hebre‰n zeer gebruikelijk, waardoor zij de straf, die zij verdienen, zo zij vals zweren, plegen te verzwijgen, tonende daarmede dat zij generlei straf uitnemen, maar die overlaten aan het rechtvaardig oordeel van God. Versta dan hier: Wee mij, of God doe mij dit of dat, zo ik, enz. Zie onder Gen. 26:29.

Ge 26.29

‏ Joshua 22:22

24) De God der goden,

Zie Deut. 10:17.

De 10.17

25) zo behoudt

Dit houden sommigen voor een aanspraak tot den Heere, sommigen, tot het volk Isra‰l, of Pinehas.

‏ 1 Samuel 24:21

29) voorzeker koning worden zult,

Hebreeuws, koning wordende zult koning worden.

30) bestaan zal.

Dat is, stedig en vast blijven zal.

‏ 1 Samuel 25:22

31) Zo

Zie de aantekeningen Ruth 1:17, aangaande deze manier van spreken.

Ru 1.17

32) doe God aan de vijanden van David,

Dat is, God geve dat alle vijanden Davids alzo mogen varen als ik dezen Nabal denk te doen. Hoewel enigen menen, dat David inplaats van te zeggen: God doe mij dit of dat, zijn vijanden het kwaad toegewenst heeft, dat sommigen lichtvaardiglijk zichzelven al vloekende toe te wensen plegen. Vergelijk boven, 1 Sam. 20:16.

1Sa 20.16

33) van allen,

Of, van allen dat hij heeft.

34) dat aan de wand pist. Gorter heeft hier staan: dat mannelijk is!

Een manier van spreken, waarmede te kennen gegeven wordt een gehele uitroeiing van een huis, alzo dat niemand overig gelaten wordt, zelfs niet een hond, die gemeenlijk aan den wand pist; alzo ook 1 Sam. 25:34, en 1 Kon. 14:10, en 2 Kon. 9:8.

1Sa 25.34 1Ki 14.10 2Ki 9.8
Copyright information for DutKant