Genesis 15:3

8) zaad gegeven,

Dat is zoon. Zie boven Gen. 4:25.

Ge 4.25

9) de zoon

Dat is, mijn knecht, die in mijn huis geboren is, vergelijk boven Gen. 14:14. Met deze manier van spreken worden de ingeboren knechten onderscheiden van de zonen des lichaams, of eigen kinderen, zoals Job 19:17; Spreuk. 31:2; Jer. 2:14.

Ge 14.14 Job 19.17 Pr 31.2 Jer 2.14

10) zal mijn

Hebr. zal mij erven, zo ook vs. 4.

Ge 15.4

Genesis 17:13

24) zekerlijk

Hebr. besnijdende besneden worden.

25) eeuwig

Zie vs. 7.

Ge 17.7
Copyright information for DutKant