‏ Genesis 17:17

31) viel Abraham

Zie boven vs. 3.

Ge 17.3

32) lachte;

Te weten, niet uit twijfeling, gelijk Sara, onder Gen. 18:12, maar uit verwondering en blijdschap, sterk in het geloof zijnde, en ten volle vertrouwende, dat God, hetgeen Hij beloofd had, kon en zou volbrengen. Zie Rom. 4:19,20,21.

Ge 18.12 Ro 4.19,20,21

33) die honderd

Hebr. een zoon van honderd jaar.

34) die negentig

Hebr. een dochter van negentig jaar.

‏ Genesis 20:11

28) ik dacht,

Hebr. ik zeide, dat is, ik dacht. Aldus wordt zeggen voor denken genomen; Exod. 2:14; Joz. 22:34; 1 Kon. 5:5; 2 Kron. 2:1; Jes. 8:12; Hand. 7:28.

Ex 2.14 Jos 22.34 1Ki 5.5 2Ch 2.1 Isa 8.12 Ac 7.28

29) alleen is

Hij schijnt te willen zeggen: hier is wel een schone landstreek en alle overvloed, maar alleen ontbreekt de vreze Gods. And. zekerlijk is, enz.

30) huisvrouw

Hebr. om de zaak van mijns huisvrouw.

‏ Psalms 14:1

1) opperzangmeester.

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) De

Verg. den 53ste Ps. Ps. 53:

3) dwaas

Zie 1 Sam. 25:25.

1Sa 25.25

4) zegt in

Dat is, denkt bij zichzelven; gelijk boven Ps. 10:6; hoewel hij zich uiterlijk somtijds anders voordoet. Verg. Job 21:14.

Ps 10.6 Job 21.14

5) verderven

Of, zij hebben [zichzelven of hunnen weg] verdorven. Verg. Gen. 6:12; Exod. 32:7; Deut. 31:29.

Ge 6.12 Ex 32.7 De 31.29

6) zij maken

Of, zij maken zichzelven gruwelijk [met] hun handel.

‏ Psalms 36:1

1) opperzangmeester

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) De overtreding

Dat is, als ik het boos en zorgeloos wezen en doen der goddelozen aanmerk en overweeg, zo word ik gedrongen bij mijzelven zo zeker te geloven dat zij geen vrees noch schrik voor God hebben, alsof de goddelozen zulks met ronde woorden zeiden; zo klaar blijkt de goddeloosheid in hunne werken, hetwelk mij wee doet in het binneste van mijn hart.

‏ Romans 10:6

11) spreekt aldus:

Dat is, luidt aldus; of van dezelve wordt aldus gesproken; Deut. 30:11,12.

De 30.11,12

12) Zeg niet

Sommigen menen dat deze woorden eigenlijk van de bevelen des geloofs door Mozes gesproken zijn, alzo hij even tevoren gehandeld had van de besnijdenis des harten en ware bekering, welke eigenlijk beloften zijn des Evangelies en niet der wet. Anderen menen omdat Paulus niet zegt: Mozes spreekt aldus, maar: de gerechtigheid uit het geloof spreekt aldus, dat deze drie verzen van Paulus bij toepassing op het geloof toegepast worden, alzo hij ook enige woorden uitlaat en enige daarbij doet; in dezen zin: Indien Mozes van de geboden der wet dit gezegd heeft, veel meer mag het gezegd worden van de beloften en bevelen des Evangelies, die niet alleen licht zijn om te verstaan, gelijk de wet, maar ook lichter zijn om na te komen, door de kracht van Gods Geest, die door het Evangelie het geloof in ons werkt; Gal. 3:2.

Ga 3.2

13) in uw hart:

Namelijk als twijfelende, waar gij den weg der zaligheid zult zoeken en vinden.

14) Wie zal in den hemel opklimmen?

Namelijk om ons vandaar te halen den wil van God van onze gerechtigheid en zaligheid.

15) Hetzelve is Christus

Namelijk bij ons, Christenen, zoveel alsof wij ontkenden dat Christus eens van den hemel nedergedaald is om ons dien weg te openbaren en de gerechtigheid te verwerven; en dat Hij nog eens daartoe moest afdalen.

Copyright information for DutKant