‏ Genesis 19:24

44) de HEERE

Te weten, de Zoon van God, die van ‚‚n wezen, macht en heerlijkheid is met den Vader, en hier tevoren in dit en het voorgaande hoofdstuk dikwijls JEHOVAH of HEERE is genoemd geweest; aan wien de Vader alle oordeel heeft overgegeven; Joh. 5:22.

Joh 5.22

45) en vuur

Tevoren heeft God een algemeen oordeel uitgevoerd door het water; hier gebruikt Hij een schrikkelijk en particulier oordeel door vuur, om daarmede te verteren de heilloze, verhitte Sodomieten. Een voorbeeld van de eeuwige straf; Openb. 19:20. Dit is geschied [volgens sommiger berekening] in het jaar na de schepping 2048.

Re 19.20

46) Sodom

Voeg hierbij Adama en Zebo‹m uit Deut. 29:23; Hos. 11:8. Want al deze vier streden zijn tegelijk verbrand.

De 29.23 Ho 11.8

47) van den

Dat is, naar het gevoelen van vele treffelijke uitleggers, van den Vader, die door den Zoon werkt; Joh. 5:19.

Joh 5.19

‏ Isaiah 13:19

61) het sieraad

Dat is, die nu de schoonste en voortreffelijkste is onder al de koninkrijken des aardbodems.

62) gelijk

Deze profetie is wel van de Perzen en Meden zo dadelijk niet voltrokken geweest toen zij deze stad hebben ingenomen, maar het is van tijd tot tijd verder en verder geschied, alzo dat men heden ten dage nauwelijks weet waar die machtige en prachtige stad gestaan heeft. Ten tijde van den keizer Vespasianus is daar alleen overig geweest Jovis Beli tempel; Plin.in natur.hist.lib. 6 cap. 26.

‏ Jeremiah 49:18

60) omkering van Sodom en Gomorra

Vergelijk onder Jer. 50:40.

Jer 50.40

61) naburen,

Adama en Zebo‹m, en de omliggende plaatsen, de ganse aangelegen omtrek.

62) zal het zijn,

Te weten met Edom. Dit andere lid dezer vergelijking is tot aanvulling van den zin ingevoegd, gelijk sommigen ook doen in het begin van Jer. 49:19.

Jer 49.19

63) daar wonen,

In het land der Edomieten, dat van de Babyloni‰rs overheerd zijnde, voorts van tijd tot tijd alzo zal worden verwoest, dat het ten laatste gans verwoest en onbewoond zij.

‏ Hosea 11:8

23) Hoe zou Ik u overgeven,

Alsof God zeide: Gij hadt wel verdiend, dat Ik u gans en ten enenmale zou uitroeien, gelijk Ik Sodom, Gomorra, enz. gedaan heb; Gen. 19:24; Deut. 29:23; maar mijne barmhartigheid en trouw, die Ik u in den Messias [waarvan in het volgende] beloofd heb, laten het niet toe.

Ge 19.24 De 29.23

24) Adama,

Versta, en de andere naburige steden.

25) hart is in Mij omgekeerd,

Menselijkerwijze van God gesproken, om enigszins uit te drukken de grootheid en onbegrijpelijkheid zijner barmhartigheid. Zie Gen. 34:30; 1 Kon. 3:26; Klaagl. 1:20.

Ge 34.30 1Ki 3.26 La 1.20

26) al Mijn berouw is te zamen ontstoken.

Hebreeuws alsof men zeide: Mijne berouwingen, of berouwenissen, of troostelijkheden, zijn tezamen ontbrand. Anders: mijn ingewand. God wordt gezegd berouw te hebben als Hij de verdiende en gedreigde straffen ophoudt, verzacht of wegneemt, en kan voorts door berouw het medelijden en het ingewand, dat van medelijden beroerd en ontstoken is, verstaan worden. Zie Gen. 6:6, en Gen. 43:30.

Ge 6.6 43.30
Copyright information for DutKant