Genesis 19:7

12) broeders,

Aldus sprak Lot die boze mensen beleefdelijk aan, noemende hen broeders ten aanzien van de algemene broederschap der natuur; verg. boven Gen. 9:5; onder Gen. 29:4; Lev. 19:17.

Ge 9.5 29.4 Le 19.17

Genesis 29:4

3) broeders,

Verg. boven, Gen. 19:7.

Ge 19.7

Exodus 2:11

17) toen Mozes groot geworden was,

Mozes was in dien tijd veertig jaren oud, machtig in woorden en daden; Hand. 7:23.

Ac 7.23

18) broederen sloeg.

Dat is, verwanten of landslieden.

1 Samuel 30:23

32) met hetgeen ons de HEERE gegeven heeft,

Te weten, met den buit, welken wij gekregen hebben, niet door onze eigen macht, maar dien ons de Heere gegeven heeft.

Acts 22:1

1) broeders en

Hij noemt het gemeen volk, die hem in ouderdom gelijk waren, broeders, en hunne oudsten en oversten vaders, om hen alzo met deze aanspraak tot gunstig gehoor te verwekken. Zie dergelijk voorbeeld in Stefanus; Hand. 7:2.

Ac 7.2
Copyright information for DutKant