Genesis 2:1

1) hemel

Dat is, de lucht, de hemel, de zon, maan en sterren, mitsgaders de derde hemel met zijne inwoners, de heilige engelen, gelijk zij ook genaamd worden het heir des hemels, 1 Kon. 22:19, verg. boven Gen. 1:1.

1Ki 22.19 Ge 1.1

2) al hun

De schepselen, in hemel en aarde begrepen, worden een heir genaamd, niet alleen om hun grote menigte en verscheidenheid, welgestelde orde en zonderlinge sieraad; maar ook omdat zij van God als hun overste worden onderhouden en geregeerd, en Hem steeds ten dienste moeten staan. Alzo Ps. 103:21; Jes. 45:12.

Ps 103.21 Isa 45.12

1 Samuel 1:3

5) van jaar tot jaar

Hebreeuws, van dagen tot dagen. Het Hebreeuwse woord Jamim wordt in de Heilige Schrift dikwijls voor jaren gebruikt, en hier wordt gesproken van de drie jaarlijkse feestdagen der Joden. Zie Lev. 25:29.

Le 25.29

6) Silo;

Waar de tabernakel was; Joz. 18:1.

Jos 18.1

7) priesters des HEEREN,

Te weten, onder hun vader Eli, die hogepriester was.

1 Samuel 4:4

8) de cherubim woont;

Van tussen welke God tot Mozes en anderen sprak; Exod. 25:22; Num. 7:89.

Ex 25.22 Nu 7.89

9) daar met de ark des verbonds van God.

Te weten, in het leger.

2 Samuel 5:10

28) ging geduriglijk voort,

Hebreeuws, ging gaande en groot wordende; dat is, werd van tijd tot tijd hoe langer hoe machtiger.

29) heirscharen,

Zie 1 Kon. 18:15.

1Ki 18.15

30) was met hem.

Zie Gen. 21:22, en Gen. 26:24; Num. 14:9.

Ge 21.22 26.24 Nu 14.9

Psalms 24:10

20) heirscharen,

Zie 1 Kon. 18:15. Sommigen verstaan, dat in dezen Psalm, van het Ps. 24:7 af, gesproken wordt alleen van de hemelvaart onzes Heeren Jezus Christus.

1Ki 18.15 Ps 24.7

Isaiah 1:9

33) een weinig

Rom. 9:29 staat, een weinig zaads, dit komt daarbij toe, dat in de Griekse overzetting van het Oude Testament [welke de apostelen hier gevolgd hebben] het woord zaad gelezen wordt. De zin komt met het Hebreeuwse wel overeen.

Ro 9.29

34) als Sodom

Dat is, wij zouden gans uitgeroeid en tot in den grond toe vernield zijn.

Copyright information for DutKant