Genesis 20:11

28) ik dacht,

Hebr. ik zeide, dat is, ik dacht. Aldus wordt zeggen voor denken genomen; Exod. 2:14; Joz. 22:34; 1 Kon. 5:5; 2 Kron. 2:1; Jes. 8:12; Hand. 7:28.

Ex 2.14 Jos 22.34 1Ki 5.5 2Ch 2.1 Isa 8.12 Ac 7.28

29) alleen is

Hij schijnt te willen zeggen: hier is wel een schone landstreek en alle overvloed, maar alleen ontbreekt de vreze Gods. And. zekerlijk is, enz.

30) huisvrouw

Hebr. om de zaak van mijns huisvrouw.

2 Kings 5:11

23) ik zeide

Anders, ik zeide: Tot mij zal hij zekerlijk uitkomen, enz.

24) zal zekerlijk

Hebreeuws, uitkomende uitkomen.

25) plaats strijken,

Hebreeuws, bewegen.

26) den melaatse

Dat is, mij van mijn melaatsheid genezen. Anders, het melaatse; dat is, de melaatsheid wegnemen. Zie boven, 2 Kon. 5:3.

2Ki 5.3
Copyright information for DutKant