‏ Genesis 22:18

34) in uw

Dat is, in Christus, die uit uw zaad naar het vlees voortkomen zal. Zie boven Gen. 12:3.

Ge 12.3

35) zullen

Zie Hand. 3:25; Gal. 3:8,16.

Ac 3.25 Ga 3.8,16

36) alle

Niet alleen, die uit uw vlees zullen voortkomen, maar ook alle andere volken, die in uw zaad aan den Messias geloven zullen. Zie Gal. 3:29.

Ga 3.29

37) naardien

Zie Gen. 22:16.

Ge 22.16

‏ 2 Samuel 7:12

23) ontslapen zijn,

Zie Deut. 31:16; Hand. 13:36.

De 31.16 Ac 13.36

24) zaad

Dat is, uw zoon, of een uwer zonen. Versta, Salomo en den Messias onzen Heere Jezus Christus, wiens voorbeeld Salomo geweest is. Zie 1 Kron. 28:6; Hand. 13:22,23; Rom. 1:3, enz.; Hebr. 1:5.

1Ch 28.6 Ac 13.22,23 Ro 1.3 Heb 1.5

25) uw lijf voortkomen zal,

Hebreeuws, uit uw ingewand.

‏ Psalms 89:29

53) mijn verbond

Dat is, hetgeen Ik hem beloofd heb.

‏ Psalms 132:11

30) de waarheid

Dat is, een vaste eed, een vaste belofte, of een eed der waarheid gezworen.

31) Van de vrucht

Dat is, enigen van uwe kinderen of nakomelingen. Zie 2 Sam. 7:12, enz. Deze belofte ziet op Christus, Hand. 2:30.

2Sa 7.12 Ac 2.30

32) Ik op uw troon

Dat is, zal Ik na u laten regeren.

‏ Matthew 1:6

6) Salomo

Lukas stelt in plaats van Salomo en zijne nakomelingen Nathan, een anderen zoon van David, met zijne nakomelingen. De reden van deze verscheidenheid zie: Luk. 3. 31.

Lu 3.31

7) degene

Namelijk Bathseba; bij welke David Salomo gewon, toen zij na de dood van haren man Uria met hem getrouwd was. 2 Sam. 11:3,27 en 2 Sam. 12:24.

2Sa 11.3,27 12.24

‏ Luke 1:32

37) genaamd worden;

Dat is, inderdaad zijn en van alle gelovigen daarvoor gekend worden, gelijk hierna ook Luk. 1:35.

Lu 1.35

38) den troon van Zijn

Dat is de koninklijke macht, door welke hier verstaan wordt het geestelijke rijk van Christus, waarvan Davids rijk een voorbeeld was.

39) vader David geven.

Namelijk naar het vlees. Zie Matth. 1:1.

Mt 1.1
Copyright information for DutKant