‏ Genesis 25:25

50) kleed;

Het Hebr. woord betekent een overkleed, bijv. een mantel, rok.

51) Ezau.

Dat is, gemaakt, volmaakt, omdat hij haar had als een volwassen man.

‏ Joshua 7:21

34) schoon

Hebreeuws, goed.

35) Babylonisch overkleed,

Hebreeuws, een mantel van Sinear. Zie Gen. 10:10.

Ge 10.10

36) tweehonderd sikkelen zilvers,

Dit is de helft van den prijs, waarvoor Abraham de dubbele spelonk van Efron gekocht heeft, doende de twee honderd gemene sikkelen vijftig rijksdaalders.

37) tong,

Een langwerpig en breedachtig stuk goud, hebbende het fatsoen van een tong, het zij wat het ook moge geweest zijn.

38) daaronder.

Te weten, onder den Babylonischen mantel.

‏ 2 Kings 2:8

‏ Psalms 8:1

1) opperzangmeester

Zie Ps. 4:1.

Ps 4.1

2) gitthith

Dit houden sommigen ook voor zekeren toon, of een instrument der muziek, tot het spelen en zingen der psalmen gebruikt bij de nakomelingen [gelijk enigen menen] van Obed-Edom, die een Leviet en zanger was, genoemd de Gitthiet; 2 Sam. 6:10. Het Hebr. woord Gath [waarvan Gitthit schijnt te komen] is de naam van een vermaarde stad der Filistijnen, [waar sommigen menen dit instrument eerst gevonden te zijn, en betekent ook een wijnpers, of oliepers, waarom [alsmede uit den inhoud van dezen psalm] enigen gissen dat deze psalm gemaakt is om gezongen te worden als dankpsalm ten tijde van den wijnoogst.

2Sa 6.10

3) heerlijk

Of, doorluchtig, grootmachtige, overtreffelijk-geweldig, wijd vermaard. Alzo Jes. 33:21; Jer. 30:21. Het Hebr. woord wordt ook den groten der aarde toegeschreven; Richt. 5:13,25; Neh. 3:5; Jer. 14:3, en Jer. 25:34,35, ook den godzaligen, Ps. 16:3; zelfs den bruisenden wateren van de Rode zee, Exod. 15:10; betekenende altoos enige zonderlinge uitnemendheid.

Isa 33.21 Jer 30.21 Jud 5.13,25 Ne 3.5 Jer 14.3 25.34,35 Ps 16.3 Ex 15.10

4) naam op

Dat is, Gij zelf, met den roem van uwe macht, wijsheid en goedheid, die in al uwe werken blijkt.

5) boven de

Dat is, wiens majesteit onbegrijpelijk en oneindig is. Verg. 1 Kon. 8:27. Of, Gij die uwe majesteit boven alle zienlijke hemelen zeer heerlijk openbaart. Verg. Ef. 4:10.

1Ki 8.27 Eph 4.10

‏ Ezekiel 17:8

33) geplant,

Te weten van den koning Nebukadnezar.

‏ Micah 2:8

38) Maar

Alsof God zeide: Hoe zouden mijn woorden vriendelijk kunnen zijn tegen zulk een volk als dit is?

39) gisteren stelde zich Mijn volk op

Dat is, onlangs, het is nog niet lang geleden, het is heterdaad geschied. Anders, [die] gisteren [dat is tevoren] mijn volk [waren], zijn [tegen mij] opgestaan als tegen een vijand.

40) tot vijand

Dat is, vijandelijk, als vijanden, straatschenders en struikrovers plegen na te doen, loerende op een roof.

41) tegenover een kleed

Om te zien of hen iemand mocht ontmoeten, die een goed kleed aanhad, om hem dat af te stropen. Hier komt God weer tot hetgeen hij hun Micha 2:1,2 verweten heeft.

Mic 2.1,2

42) gij stroopt

Verandering van persoon, gelijk Micha 2:3.

Mic 2.3

43) mantel van degenen

Of schoon overkleed. Aangaande het Hebr. woord, verg. Jona 3:6.

Jon 3.6

44) zeker voorbijgaan

Of, met vertrouwen, [niet denkende op enige vijand, immers op u in het minst geen achterdenken hebbende] en u geen leed doen.

45) wederkomende van den strijd

Die op roven en vechten niet meer denken, omdat de strijd ge‰indigd is; anders: afkerig zijnde van de strijd; dat is, die niet gezind zijn te vechten, of iemand leed te doen, voorbijgaande alleenlijk hun weg op goed vertrouwen; of, daar gij van de oorlog afgekeerd zijt; dat is, in vrede en zonder oorlog in het land leeft.

‏ Zechariah 11:3

11) Daar is een stem des gehuils der herderen,

Dat is, men hoort de herders huilen; dat is, de regenten van het volk, zo geestelijk als wereldlijke personen.

12) hun heerlijkheid verwoest is;

Dat is, de voornaamste burgerschap, en vast al het volk, waarin de eer der prinsen is bestaande; Spreuk. 14:28. Anderen verstaan hierdoor de heerlijkheid den tempel; anderen de gehele stad Jeruzalem; sommigen ook het gehele Joodse land; zie Dan. 11:16,41.

Pr 14.28 Da 11.16,41

13) der jonge leeuwen,

Dat is, der moedige krijgers.

14) de hoogmoed

Of, de voortreffelijkheid.

15) van de Jordaan verwoest is.

Dat is, van het Joodse land aan de Jordaan gelegen.

Copyright information for DutKant