Genesis 29:13

13) als Laban

Hebr. toen Laban de horing Jakobs hoorde.

14) al deze

Te weten, de oorzaak van zijn reis, en wat hem op den weg bejegend was, hetwelk alles Laban diende te weten, om voor te komen alle kwaad vermoeden van een zo schielijke en slechte aankomst, in vergelijking van Eli‰zers aankomst; boven, Gen. 24.

Genesis 33:4

4) kuste hem;

Zie boven, Gen. 29:11.

Ge 29.11

5) zij weenden.

Dit is dikwijls geschied bij de ontmoeting van vrienden, gelijk hier en boven, Gen. 29:11, en onder, Gen. 43:30 en Gen. 46:29, of in het scheiden, Ruth 1:14, Hand. 20:37.

Ge 29.11 43.30 46.29 Ru 1.14 Ac 20.37
Copyright information for DutKant