Genesis 3:4

8) Gijlieden

Een stoute, onbeschaamde, openbare leugen des duivels; waarom hij terecht een leugenspreker en vader der leugens benoemd wordt, Joh. 8:44. 9 Hebr. niet stervende sterven. Anders, niet zekerlijk sterven.

Joh 8.44,9

Genesis 3:16

29) Hij:

Te weten, God.

30) Ik zal zeer

Hebr. ik zal vermenigvuldigende vermenigvuldigen.

31) kinderen

Hebr. zonen, welk woord in de Heilige Schrift veel gebruikt wordt voor kinderen, dat is, voor zonen en dochters ; alzo Exod. 22:24; Ps. 128:6.

Ex 22.24 Ps 128.6

32) begeerte

Dat is, gij zult gehouden zijn u naar uws mans wil te voegen, en zoeken onder hem te schuilen en door zijn beleid geregeerd te worden.

33) hij zal over

Dat is, hij zal macht hebben over u te gebieden, hetwelk uw vlees nu lastig zal zijn, daar het v¢¢r den val niet dan lieflijk was.

Genesis 17:13

24) zekerlijk

Hebr. besnijdende besneden worden.

25) eeuwig

Zie vs. 7.

Ge 17.7

Genesis 18:18

37) worden zal,

Hebr. zijnde zijn zal.

38) in hem

Dat is, in zijn zaad Christus Jezus. Zie boven Gen. 12:3, en Gen. 22:18.

Ge 12.3 22.18

Joshua 24:10

Jeremiah 23:17

46) steeds

Hebreeuws, zij zijn zeggende zeggende.

47) lasteren:

Of, smadelijk verachten, tergen.

48) vrede hebben;

Dat is, het zal ulieden welgaan.

Copyright information for DutKant