Genesis 31:40

62) week.

Anders, vluchtte, of vlood, dezelfde manier van spreken vindt men ook Esth. 6:1.

Es 6.1

Deuteronomy 32:2

3) druipe als een regen,

Of, zal druipen; dat is, ik zal een leer voorstellen, die zo dienstig en heilzaam zal zijn voor de mensen als de dauw en regen is voor het kruid. Vergelijk Ezech. 21:2; Amos 7:16; Micha 2:6, enz.

Eze 21.2 Am 7.16 Mic 2.6

4) druppelen op het kruid.

Of, een dichte regen.

Psalms 72:6

12) regen

Verg. 2 Sam. 23:4; Deut. 32:2; Job 29:23; Hos. 6:3.

2Sa 23.4 De 32.2 Job 29.23 Ho 6.3

13) nagras,

Afgemaaid gras, etgroen. Hebr. eigenlijk afgeschoren.

14) bevochtigen.

Hebr. bevochtiging; maar het Hebr. woord [dat hier alleen gevonden wordt] heeft de betekenis van zulk een bevochtiging, die door verspreiding of sprenging der droppels geschiedt, zodat het land den regen bekwamelijk kan indrinken en zijn klein uitspruitsel daarvan verkwikt worden en opschieten. Verg. Ps. 65:10,11.

Ps 65.9,10

Daniel 4:25

66) men zal u het kruid,

Chaldeeuws, zij zullen, voor men zal. Deze manier van spreken is zeer gemeen bij de Chalde‰n en Hebre‰n, gelijk Dan. 4:26.

Da 4.26

67) te smaken geven;

Dat is, te eten geven.

68) totdat gij bekent,

Indien God de Heere met hoogste gestrengheid tegen dezen koning had willen handelen, Hij had oorzaak genoeg om hem en zijne gedachtenis ten enenmale te verdelgen; maar in het midden zijner gestrengheid bewijst God nog genade.

Hosea 14:5

21) Ik zal hunlieder

Een zeer lieflijk en vaderlijk antwoord en belofte Gods, op het voorgaande boetvaardig gebed.

22) genezen,

Vergevende al hun kwaad, en gevende mijn goed, gelijk zij begeerd hebben, Hos. 14:3; zie Ps. 30:3.

Ho 14.2 Ps 30.2

23) vrijwilliglijk liefhebben;

Of, mildelijk, uit goeder harte [gelijk men zegt]. Verg. Deut. 30:9; Jer. 32:41,42; Joh. 16:26,27, en zie van het Hebr. woord Lev. 7:16; Job 12:21.

De 30.9 Jer 32.41,42 Joh 16.26,27 Le 7.16 Job 12.21

24) hem gekeerd.

Namelijk Isra‰l, die terstond in het volgende vers genoemd wordt, en zie Hos. 14:2.

Ho 14.1

Amos 6:11

46) geeft bevel,

Of, zal gebieden, bevel geven; dat is, door zijne regering beschikken, dat de vijand [als op zijn bevel] aankome en sla, enz. Zie Amos 6:14, en Amos 9:9.

Am 6.14 9.9

47) inwatering,

Hebr. druppen, of droppelen; dat is, inwatering, zodat de straffen gaan zullen over hogen en lagen, groten en kleinen, als een doordringende en steeds druipende regen, die niet zal zijn te keren. Verg. Amos 5:24. Sommigen duiden het op beide koninkrijken, van Isra‰l en Juda, waarvan Isra‰l door Assyri‰rs en Juda door de Babyloni‰rs zou bedorven en verwoest worden. Verg. Jes. 8:14.

Am 5.24 Isa 8.14
Copyright information for DutKant