Genesis 34:20
29) tot hunner Alwaar de burgerlijke zaken onder het beleid der overheden behandeld werden, gelijk heden op de stad- of raadhuizen. Zie boven, Gen. 22:17. Ge 22.17 Deuteronomy 17:5
7) stuk gedaan hebben, Hebreeuws, zaak, of woord; gelijk boven, Deut. 13:11. De 13.11 8) poorten uitbrengen, Waar de publieke bijeenkomsten en het gericht gehouden werden. Zie Gen. 22:17. Ge 22.17 Ruth 4:1
1) poort, Waar men het gericht hield en het volk bijeenkwam. 2) gesproken had, Zie Ruth 3:12. Ru 3.12 3) hij: Boaz. 4) gij, zulk een! Hebreeuws, Peloni, Almoni. Een manier van spreken bij de Hebren, wanneer zij iemand menen, wiens naam zij juist niet weten, of mogen vergeten hebben, of niet willen hebben noemen, inplaats waarvan wij plegen te gebruiken N.N., of, gij man, hoe gij dan heet. Zie ook 2 Kon. 6:8. 2Ki 6.8 Ruth 4:11
25) gebouwd hebben; Dat is, het huis Jakobs vermenigvuldigd hebben, door het voortbrengen van kinderen; zie Gen. 16:2. Ge 16.2 26) handel kloekelijk in Efratha, Of, maak, verkrijg rijkdom, bekom vermogen, word machtig, vermogend. 27) maak [uw] naam vermaard in Bethlehem! Hebreeuws, roep den naam uit.
Copyright information for
DutKant