Genesis 34:7
8) zij ontstaken Hebr. en hen ontstak zeer, te weten, de toorn; zie boven, Gen. 4:5,6. Ge 4.5,6 9) dwaasheid Of, een schendig stuk, of schandelijkheid, afvalligheid, onzinnigheid. Dit woord betekent een zonde, die, voortkomende uit een bozen en onbeschaamden lust, geschiedt niet alleen tegen Gods gebod, maar ook tegen de burgerlijke eerbaarheid, of ook somtijds tegen de natuur, veroorzakende grote ergernis en schande. Verg. Deut. 22:21; Joz. 7:15; Richt. 19:23, en Richt. 20:6; 2 Sam. 13:12. De 22.21 Jos 7.15 Jud 19.23 20.6 2Sa 13.12 10) Isral Dat is, in of aan het huis Israels, of Gods volk, hetwelk uit Jakob, toen Israel genaamd werd, gesproten is. 11) hetwelk Of, alzo geschiedt het niet; dat is, alzo placht en behoorde het niet te geschieden. Zie dergelijke manier van spreken, boven Gen. 20:9. Ge 20.9
Copyright information for
DutKant